zaterdag 25 april 2009

De duistere eeuwen

Over het dieptepunt van mijn reizen, en hoe ik er terug bovenop kwam.


Voila, hier is weer zonen tekst die eigenlijk nie af is, nog nie goed uitgeschreven en doorspekt met voze mopkes, maar ik geraak niemeer bij. Online zwieren en concentreren op wat er verder gebeurt, anders blijf ik eeuwig achterop lopen met den blog.


Howhow, ik heb zorgen.

Amai, ik sta meer dan een maand achter in mijnen blog, da’s den eerste keer. ’t Is een maand nie zo goe gegaan eigenlijk, op vanalle gbied. Eerste slachtoffer is natuurlijk het schoolwerk. Dat heeft nie al te veel afgedaan de laatste paar weken.
Hoe dat dan zo kwam dat weet ik eigenlijk nie goed. Te veel vrije tijd en er te weinig mee doen? Te veel kopzorgen? Te veel nieuwe dingen ineens die ik nog moest regelen? Slechte slaapkwaliteit door het straatlawaai? ’t Is moeilijk te zeggen, maar feit is dat ik dagelijks heel moe was en verschrikkelijk slecht sliep. Ik vermoed dat een aantal sollicitaties waar ik mee bezig ben geweest daar de hoofdredenen van waren. Intensief bezig zijn met de doelen waar ge zes jaar voor gestreefd hebt, maar niet kunnen gaan klappen voor juli, dat is klote. Daar is veel tijd in gekropen, dus dat heeft zeker ook een belangrijk aandeel in de verloren tijd voor schoolwerk gehad. Maar ik heb geweldig positief nieuws gekregen uit Gent, de kans is reëel dat ik daar aan de slag zal mogen als onderzoeker in de Vlerick Management School, in het domein van de organisatieverandering en groepsdynamica, het domein waar ik zo zot van ben. Nen droom, serieus. Dat is allemaal nog verre van zeker, want de selectieprocedure is nog niet helemaal gedaan en ik moet nog met een van de professoren gaan praten in juli, maar de andere onderzoekers, waar ik kort voor mijn vertrek een sollicitatiegesprek mee had, vinden mij alvast de beste kandidaat. Die mens heeft er ook al eens speciaal voor naar Zweden gebeld, dus dat ziet er ook allemaal veelbelovend uit. (ik heb gene GSM, o verkneukelende speculeerders) En daar heb ik echt nachtenlang van wakker gelegen, ongelooflijk, nog nooit meegemaakt. Afwegen tegen andere sollicitatieprocedures waar ik nog in zit, nadenken over het werk, dromen, pure goesting om te beginnen, … Om zot van te worden eigenlijk. Ik ben meermaals pas in slaap kunnen vallen als het al terug licht werd, mijn ritme was volledig om zeep.
Als dat werk in Gent ervan komt betekent dat dus nog enkele jaren studeren en “thesissen schrijven” (artikels), zij het deze keer betaald. Ik krijg er echt nie genoeg van. Maar zekerheid daarover is voor in juli. En er komen nog twee of drie andere sollicitaties, dus alles kan nog.
Ik heb van deze (op werkgebied) weggesmeten maand ook geleerd da’k het haat om mensen om hulp te vragen voor onderzoeken (want dat vraagt echt wel veel moeite van de coach en de zwemmers of lopers in dit geval) en da’k schrik heb dat ze nee gaan zeggen. Les voor de toekomst: niet te hard nadenken en GAAN. (is intussen ook in de praktijk gezet, waarover later meer)


Dan zullen we werken, zeven dagen lang

Maar die miserie is dus verleden tijd. Regelmaat is het antidotum. Ik ben intussen al een tweetal weken terug regelmatig aan ’t slapen en al twee weken heelder dagen in de bibliotheek aan ’t werken, zelfs in ’t weekend eigenlijk, hoe zot is da. Ik zit binnenkort met twee paperdeadlines en ik heb, en dat mag ik gerust wonderbaarlijk noemen, een van die papers al elf dagen voor de deadline ingediend. De afgelopen zes jaar zou dat gemiddeld elf dagen ná die deadline geweest zijn. De tweede paper plan ik vandaag of morgen af te hebben, en zodoende ook een week voor de deadline in te dienen. Ge ziet precies toch dat ik stilaan genen echte student meer ben, ik begin het allemaal wat te serieus te pakken.
Voor mijn thesis heb ik gisteren ook het eerste experiment gedaan, dus daar zijn we nu eindelijk ook mee vertrokken, dat motiveert allemaal geweldig hard. Maar daarover meer in de volgende post. Ik zal den blog waarschijnlijk ook weer terug regelmatiger updaten, spijtig van de verloren maand.

Er zijn een paar factoren die verdacht hard samenvielen met die overgang naar een regelmatig en productief leven:


Daar is de lente, daar is de zon

Dat is hier iets straf jong, de lente. Dat was hier alle dagen donker, grauw en koud. OK, wat verwacht ne mens van Zweden, maar toch, ik heb gemerkt dat dat nen impact heeft. En ineens, van den enen dag op den andere, sloeg het weer kompleet om. Ineens was het warm, straalde de zon en een paar dagen later, een week geleden ongeveer, begonnen er overal bloemen en bloesems te bloeien. Ongelooflijk wat dat met deze stad doet. Ik besef nu pas hoe doods dat hier eerst eigenlijk was. Niemand op de straten, niemand op de campus, nergens iets te zien. En als bij wonder loopt er nu volk op straat en zitten er constant studenten op ’t gras op de campus. Echt een compleet andere wereld.
Dat heeft misschien toch wel wat op mijn gemoed gewerkt, ik heb eigenlijk ook al een jaar gene winter nemeer meegemaakt dankzij de immer lentezonnige Andes van Ecuador. We zullen het maar een winterdepressie noemen, dat klinkt al wat chikker dan luiigheid en als het jonk ne naam heeft wordt dat tegenwoordig ook al een pak rapper aanvaard en begrepen.


De verhuis

De verhuis viel ook opvallend samen met de ommekeer. Nieuwe gang, nieuwe mensen, nieuw kot, geen straatlawaai meer, … Hoewel de meeste Zweden hier op de gang helaas nogal asociaal zijn, bijna niemand eet in de keuken, zit ik hier precies toch liever dan in het vorige kot, ik ben content van de verhuis. Echt gangsfeer is er nie, maar ik zal me daar is wa achter zetten de komende weken denk ik, gangbarbeque enzo van die trukken.
Dat is hier trouens ook weer een duizendste chanske da'k op da kot ben binnengeraakt. 't Is in Lund sowieso al heel moeilijk om een kot te vinden, en dan al helemaal om iets te vinden da nie extreem duur is. De nations organiseren zo'n goeiekope koten, maar dat is maar voor weinig mensen zeggelegd. Wachtlijsten van jaren zijn geen uitzondering. Ze hebben hier zelfs een puntensysteem: ge krijgt punten als ge werkt voor de nation en degenen met de meeste punten krijgen voorrang om zo'n kamer te krijgen. Hoe het dan komt da'k er toch ben in geraakt zal wel te maken hebben met het feit da haast niemand nog een kamer zoekt in de helft van het semester.
Overigens ook straf te beseffen dat dit mijn negende kot is sinds het begin van mijne studententijd. Dat heeft de laatste twee jaar wel nen ernstigen boost gekregen met al dat gereis, en dat is in Zweden kompleet ontploft met drie koten op ene semester. In mijn eerste huis ben ik na twee weken naar een betere kamer verhuisd en na een maand naar Wermlands.


En bij nacht, in de kroegen hier, ...

Ik ben ook eens met de Jozef van ’t koor naar ne sittning van een ander nation geweest. Heel plezant en gelijk in Leuven ook tof om eens de verschillen te zien tussen de kringen, maar die van Wermlands (mijn nation) zijn precies toch plezanter.

Overlaatst ben ik hier ook eens ne namiddag gaan helpen werken voor de nation. Dat was eigenlijk alleen voor mensen met een vaste functie, een soort praesidiumleden, maar het gaat veel verder dan dat. Voorbeelden van functies zijn avondverantwoordelijken voor de pubs en clubs, keukenverantwoordelijken voor de maaltijden, den huisverantwoordelijke voor de huisvesting van ne student of 100 en nog van dat fraais. Ik was tijdens het koken uitgenodigd om daar ook te komen helpen en dat heb ik maar gedaan, want nadien was er gratis eten en gratis drinken, dat betekent dus sittning want de liekes blijven dan nooit lang uit. Dat was natuurlijk, en vooral, ook een uitstekende gelegenheid om de meest sociale mensen van de nation te leren kennen. Door met zoveel bezig te zijn (twee koren, de scouts, Zweeds leren met maten, trekken) ben ik hier nog amper aan ’t weggaan eigenlijk, en al helemaal niet aan ’t drinken, en ik was echt enorm scheef van gewoon vijf pinten, nie normaal. Misschien zit de sfeer er voor iets tussen, want 6-7 pinten drinken vinden ze hier veel en een gemiddeld Zweeds gezelschap gaat dan ook al los door ’t plafond bij de derde pint. Dikke sfeer natuurlijk.


Bezoek, oftewel besök (besuik)
(jawel, soms marcheert dat echt)

Ik heb twee weken geleden ook enkele bezoekers mogen verwelkomen. Ten eerste Annelies Vos en een goei vriendin van haar. Wie is Annelies Vos Lommelen? Awel dat is er een van de scouts van Neerpelt die ik heb leren kennen in de fourage tijdens een weekend van de scouts van Lommel. Die twee meiskes zijn wa komen rondhozen in Zweden en hebben nen tweedaagse stop in Lund gedaan. En die hebben dan mogen profiteren van een half pension weekendarrangement in mijn bescheiden gasthof, natuurlijk. Het zijn allebei werkmensen, telt daar nog bij dat zij op reis waren en ik hier als simpele student op kot zit en ge snapt dat er wel wat attitudeverschillen waren. Die waren nog nie hier of die wilden al een terraske doen natuurlijk. “ne koffie gaan drinken” Ik moest mij toen echt serieus inspannen om te denken waar er in Lund in godsnaam een terras is. Toen realiseerde ik mij dat ik er eigenlijk maar 1 wist, in een stad van 80 000 inwoners. (en dat ligt aan de stad, niet aan mij) Ik ben dan met die twee wat gaan rondhangen in de stad en ik heb er ook een wandeling van ne goegevulde namiddag mee gedaan in de prachtige Zweedse natuur. Eigenlijk was ’t maar een prutswandelingske van ne namiddag (de klant is koning nietwaar), maar straf genoeg heb ik nog nooit zoveel beesten gezien als op die wandeling: twee bonte spechten vanop enkele meters, honderden kikkers, ne fazant, de obligate eekhoorn en drie herten die op slechts een tiental meter van ons wegliepen. Dan was er op een gegeven moment ook nog een ongelooflijk raar geluid in de boskes in de buurt. Ik zou zelfs nie kunnen zeggen dat het een zoogdier of ne vogel geweest is, maar de meiskes geloofden mij volledig toen ik vol overtuiging zei dat dat elanden moesten zijn en da we daar dus best uit de buurt bleven, met het paarseizoen enzo natuurlijk.
Ge komt hier in ’t zuid-Zweedse, overwegend vlakke landschap af en toe duinachtige formaties tegen, dat zijn wallen opgeworpen door gletsjers die het meegesleepte materiaal ophopen.

Slechts nen dikke dag later heb ik den trein naar Kungsbacka genomen, drie uur onderweg. Daar heb ik – overigens niet geheel toevallig – de Michel en de Cools gevonden en we zijn drie dagen gaan rondtrekken en enen dag in Göteborg gaan rondhangen. De Ven heeft teveel thesiswerk, maar eigenlijk vooral ook teveel kampen met de KSJ, spijtig. Dat rondtrekken was redelijk bijzonder, omwille van meerdere redenen. Ten eerste moet ge hier nie zoals in België nen halven dag zoeken naar een plaats die ver genoeg van de weg ligt en onopvallend genoeg is om te wildkamperen. Maar ook niet te diep in het bos want dan komt Francois den boswachter met zijn tickettekes zwieren. En ook niet te vroeg want dan staat de tent te lang in het licht, te opvallend, en ook niet te laat want dan wordt het te donker om ze op te stellen. Jaja, de kunst van het wildkamperen. Hier in Zweden hebben we ons tentje den eersten avond aan de rand van een enorme steengroeve gezet, met een prachtig uitzicht. Ons vureke moet van vele kilometers ver te zien geweest zijn, maar dat is hier allemaal geen probleem. Den tweeden avond was het ne windshelter die op onze pad lag en den derden avond ergens boven op een rots tussen de bossen. Loci amoeni, kortom. Ik wil hier wel direct bijvertellen dat wij van die principiële duvels zijn die nooit een spoor* zullen achterlaten, en daarom vinden dat die wet niet op ons van toepassing is.
(af en toe ne goeien boskak uitgezonderd, uiteraard)
In Zweden is de stijl kompleet anders. Ze hebben hier ne wet die ge kunt vertalen als “allemansrecht” en die houdt ongeveer in dat ge overal moogt komen en overal moogt kamperen en vuur maken. Die wet zegt ook dat dat recht plichten meebrengt, namelijk niets of niemand storen en geen sporen achterlaten. Dat is eigenlijk exact onze kampeerhouding, maar dan gelegaliseerd. (Legalize it!) Bij de Zweden werkt dat, bij de Belgen zou dat een catastrofe voor de bossen zijn. Heel spijtig.
Den tocht was ook bijzonder omdat ik na nen dag kompleet om zeep was door de griep en diarree tegelijk. Met de laatste krachten, zo goed als letterlijk op te pakken, tot aan ne shelter geraakt, het meeste gewicht uit mijne rugzak moeten overladen om er nog voor den donker, bekan sleffend, te geraken. Ijlend, bibberend van de koorts, pijn overal, kompleet uitgeput in bed gekropen, nergens nog kracht voor, ik kreeg me zelfs amper omgedraaid in bed en vond de moed nie om menne slaapzak dicht te ritsen. Ik heb zelfs efkes liggen blijten, van pure ellendigheid, uitputting, koorts, da’k het nie weet, ’t was echt erg. Den tweede dag ging het al pakken beter, maar na elk uitputtend uur van wandelen moest ik een half uur slapen om het vol te houden. Plat op de grond, kop op ne rugzak en ik was vertrokken, nie normaal. Enorm zwaar, maar het is geleidelijk aan goed gekomen en tegen de tijd dat we in Gotenburg waren, twee dagen later, had ik al terug genoeg eetlust om met de mannen van een heerlijke schotel in een Engelse pub te kunnen genieten. Een beetje schraal dat we geen Zweeds eten hebben gevonden maar ge weet hoe dat gaat als toerist eh, ofwel vindt ge internationalen brol ofwel betaalde u blauw in de stadscentra.
Schoon aan Zweden zijn ook de windshelters: kleine houten kottekes in de bossen om in te kamperen. Gratis, onbewaakt, en proper (!). Met de woorden van onze vriend Michel, advocaat van diploma: “Als ze dat ooit in de Ardennen doen zitten daar na twee dagen vier Walen vureke stook in te doen.” (deze uit de context gehaalde uitspraak kan en mag geen aanleiding zijn tot deductie met betrekking tot de politieke voorkeur van meester Michel)
Ik heb hier, na meer dan 20 jaar regelmatig in de bossen rond te hangen, ook mijn eerste teek opgedaan, en die is in ware Nightingalestijl door onze verpleger-held Cools verwijderd. De mens mag zich over twee maanden doktoor noemen. Wij doen dat al een dikke zeven jaar.

Die twee bezoeken, die samen toch weer een week in beslag genomen hebben, hebben mij eigenlijk serieus met de poepers opegezadeld omda’k zoveel tijd aan ’t verliezen was en hebben er op die manier mogelijk toe bijgedragen dat ik eindelijk echt goed beginnen werken ben. De paradox van het studentenleven.


“Koorfeest”

Met het FN-koor (Förenade Nationsmanskör, letterlijk verenigde natiemannenkoor, maar dan in de Lundse betekenis: nation = studentenkring) had een “koorfeest” gepland waarbij ze de vrouwen van “Bella Voce”, onze vrouwelijken tegenhanger in Lund, hadden uitgenodigd. Echt talrijk waren ze niet aanwezig, er waren zowat zes vrouwen, 25 bronstige Zweedse buffels en ene kerieuzen Belg. Het was pertang weer een memorabel feestje. Ne sittning van een niveau da’k hier eigenlijk nog niet gezien heb, alleen maar goei zangers aanwezig en alle liederen vierstemmig, daar kunnen we in Leuven nog tefreinte puntjes aan zuigen. De verhouding zangkwaliteit/maalijdkwaliteit was helaas vergelijkbaar met de gemiddelde sittning, waar muzikale heidenen de bovenhand halen. Dat betekende in dit geval twee ranzige hotdogworsten, een kwak zuurkool en gebakken patatten of puree. Maar klagen doen we nie, want zo bleef de prijs schappelijk (om te lachen zelfs: 3,5 euro) en de pinten waren voor ene keer ook uitzonderlijk goeiekoop: 33’ers van 4,2 procent aan anderhalven euro. Het zal misschien geweest zijn om de kwaliteit van de vrouwen wat te verdoezelen, want de claxon was goed uitgebouwd maar de carrosserie was meestal toch niet optimaal afgewerkt.
We zijn na het feest, ingezet door een degelijke repetitie en al, nog heerlijk lang (tot half een zelfs, stel u voor) blijven plakken: een goei pint, ne piano en meezingers van overwegend Abba en de Beatles. Het is me verder vooral opgevallen dat ik stilaan Zweedse avonden begin te hebben. Ik bedoel daarmee dat ik niet meer alle vijf voet dingen in ’t Engels moet beginnen uitleggen, en da voelt goed.

Voor de rest ben ik hier met die twee koren ook wat aan ’t leren zingen. Ale ik had natuurlijk al een basis, dat mag ook wel na meer dan honderd cantussen (voila nu weten ze ’t thuis ook), maar ik heb den indruk da’k toch veel bijleer. Ik heb het dan vooral over mijn keelpijn, ik heb zes jaar gezongen met keelpijn, dat begint gemiddeld na een half uur. Dat blijkt te zijn omda’k mijn volume met mijn keel regel, terwijl dat met de buikspieren moet. (Voor de anatomisch meer onderlegden onder u, het gaat over de musculi abdomini transversi.) De geweldig mottige opwarmingsoefeningskes voor elke repetitie kregen ineens zin ...


’t Is den tijd van verandering, op alle gebied. Ik heb er vele meer goesting in dan vorige maand. Houd elle goe en tot in ’t kort!