zaterdag 30 mei 2009

Storm voor de stilte

Dat het hier stilaan gedaan gaat zijn met het verken uit te hangen.


Ik denk dat het volgende maand heel wat minder gaat zijn met blogberichten. Deze maand heeft het wat gestormd, maar iedereen gaat het hier bijna afbollen in Lund, dus er gaat pakken minder te doen zijn. En er staan nog pakken werk klaar voor mijn thesis. Werk waar ik naar uitzie, weliswaar, maar werk dat vermoedelijk geen verhalen gaat opleveren die de moeite zijn om den blog op te zwieren. Met de updatefrequentie van de laatste dagen zal ik vermoedelijk zelfs den hardnekkigste lezer afgeschud hebben, maar ge krijgt binnenkort wat tijd om terug bij te komen.

Vandaag hebben we afscheid gevierd met het FN-koor, het mannenkoor voor studenten van alle nations. We hebben een matchke gespeeld tegen de Svanholm Singers, onder de naam “Lunds Male Choir Cup”. Ale ja, ZE hebben een matchke gespeeld, ik zit weer met teennagelproblemen. Maar als sportpsycholoog is de zijlijn sowieso mijn beste plaats natuurlijk. Ondanks die professionele metal coaching hebben we toch voor 9-5 op ons kas gekregen. (intusssen heb ik ne mail gekregen met de cijfers 6-2, ik weet het ook nemeer)
Eergisterenavond was ’t dan repetitie van een half uur, gevolgd door een voetbaltraining (lees: een bikke sjotten) van onderhalf uu. Mat barbecue. Het was wel op van die wegwerpbarbecuekes en mee van die grookte boechtworsten (al chance want dat moet nie doorbakken zijn, en gezien ons gerief was dat geen overbodige luxe) ma da smaakt ongelooflijk goe natuurlijk.
Gisterenavond dan nog eens een laatste bedankingsfeestje voor de medewerkers bij Vermlands nation, een zoveelste sittning, we zitten geloof ik aan elf voor de moment. ’t Is grellig om te zeggen maar ik heb het hier gezien. Die mannen zingen elke sittning hetzelfde tiental liekes, ik begin er sommigen al vanbuiten te kennen. Bovendien is er altijd geweldig veel chaos, waardoor er tegen ’t einde nie al te veel meer gezongen wordt. Pas op, ik vind het nog plezant, maar het chik is er intussen meer dan af. Ik begin hoe langer hoe meer in te zien dat het accent hier vooral op eten en drinken ligt, muzikaal is er weinig om over te stoefen. Het zijn altijd korte, weinig melodieuze liederen die onkritisch worden afgerammeld, haast automatisch met immer dezelfde gebaren erbij, type “Loch Lomond”. Bij twee van de liederen zijn er vrije versies, goed voor elke sittning dezelfde vijf, waarvoor er dan ook altijd ne man of vijf tegelijk rechtspringt om fier een vrije versie in te zetten die iedereen al vanbuiten kent, zelfs ikke. De hippie-inkleding en uitbeeldspellekes tussendoor konden daar helaas weinig verbetering in brengen, in tegendeel. Het Erik Klarlied was weer ongehoord populair, vier keer gezongen, in stukken van twee, maar een deftig lied zit er niet echt in.


Klinkt dat teleurgesteld? Beschouw het als voldaan zijn. ’t Is heel ferm geweest en ik heb den indruk dat ik het gezien heb, ik heb er dus van geleerd. Nunc est studendum.


Uw ouwe zak ter plaatse.
(naar plaatselijke normen overigens verre van)

vrijdag 29 mei 2009

De held van de sociale psychologie

Deze entry dient voornamelijk om te stoefen bij andere psychologen.


Gisterenmorgen kom ik voorbij het hoofdgebouw van de universiteit gewandeld, op weg naar de bibliotheek. Staat daar een bescheiden bord, met in niet al te grote letters dat er een lezing van professor emeritus Phil Zimbardo (Stanford University, VSA) zal doorgaan. Dat is een van de grootste namen uit de sociale psychologie ooit: die kerel van het “gevangenisexperiment” (http://www.prisonexperiment.org), waar ze de film “Das experiment” op gebaseerd hebben. En voor de psychologen: hij is ook voorzitter van de APA (American Psychological Association). Voor de niet-psychologen: heel de wereld moet die mannen hun regelkes volgen om aan onderzoek te doen en te rapporteren. (ik nu dus ook) Blijkt dat die lezing over een dik half uur begint, den deze direct naar die aula.
Ik had die lezing helaas wel al eens ergens online bekeken, maar zelfs dan nog is het echt een attractie om dat live te kunnen meemaken. Die gast is een geniaal spreker en zijn lessen zitten vol geweldige mopkes. Het ging over wat normale mensen ertoe aanzet om kwaad te doen en over heroïsme, met geweldig interessante toepassingen, voornamelijk over de Abu Ghraibgevangenis in Irak, waar die Amerikanen door het lint zijn gegaan. Dan was er ook nog een geweldig interessant stuk over tijdsperceptie, dat ik nog niet online gezien had. De zaal zat terecht afgeladen vol.


Filmke: Zim de superheld. Hiermee sloot hem zijn lezing af.

In de namiddag ben ik dan naar een symposium geweest waar ge wat kon mee debatteren over de Zim zijn ideeën. Ik heb zelf niet actief deelgenomen, maar het was interessant om de Zweedse hoge piefen hun gedacht te horen zeggen. De Fille (Zimbardo) is tot drie keer toe in slaap gevallen tijdens het betoog van andere sprekers, haha, erg lollig. Leve de jetlag. ’t Was vreemd genoeg plezant om nog eens naar de les te kunnen gaan, dat is namelijk geleden van januari.
Deze middag was het uitreiking van de doctoraten en eredoctoraten, uiteraard met optocht van de togati, zoals ze dat in Leuven ook doen. Vreemd genoeg gebeurde dat allemaal in de kerk, om vervolgens af te sluiten aan het rectoraat. De promovendi worden hier precies wel steviger in de bloemekes gezet dan bij ons. Ze geven hier hoeden aan de doctors en lauwerkransen aan de doctors honoris causa. (en er was nog wel wat volk dat zone lauwerkrans kreeg, maar wie of wat precies …) Kroon op deze twee dagen is onderstaande foto.

Op de foto met de held van de sociale psychologie
(let ook op het poloke van de universiteit :-)

Voila, ik denk dat de Phil nu wel content is dat hem met mij op de foto mocht. En ik eigenlijk ook.


Groeten van uw extatisch gillende, obsessieve fan ter plaatse.


Voor de geïnteresseerden, het betreffende filmke op youtube:
(eigenlijk nen aanrader voor iedereen)

woensdag 27 mei 2009

Auld lang syne

Over afscheid, ineens, stoefen tegen ons moe en goei professioneel nieuws.


(Waarschuwing: de sensatiewaarde van deze entry is extreem laag. Lezen ken leiden tot verveling, verzadiging, vermoeidheid en desinteresse. En voor de Michel, vuilen advocaat: De schrijver is niet verantwoordelijk voor eventuele klachten tengevolge van het lezen van deze tekst.)


Ons moe zwaar overtroffen

Gisteren met ons zangkoor (eigenlijk samen met nog zo’n ander studentenkoor) in de kathedraal gezongen. In your face moe! ’t Was afsluiting van ’t academiejaar. Ik had verwacht dat dat nogal groots ging zijn, met de rector enzo, massa’s volk, maar neje, niks van. De mannen met de vlaggen waren er weer wel, die die ge ook op dat filmke van het concert vor de rector kon zien (entry 2 mei), dat blijken nu de vlaggen van alle nations te zijn. Maar voor de rest zat de kerk maar half vol, zoals een goei kerk hoort te zitten, en was er helemaal gene vertegenwoordiger van de universiteit aanwezig, althans toch nie voor zover ik begrepen heb. Da’s hier precies een stricte scheiding jong, de kerk en de universiteit. En zo hoort het natuurlijk, onderzoek moet onafhankelijk zijn van religieuze waarden en dat straalde niet uit met ne naam als “Katholieke Universiteit Leuven”. (kritiek op ons Alma Mater, dat komde hier ook nie alle dagen tegen) Onlangs heeft er zelfs eens ne Zweed mij “uitgelachen” omdat mijn universiteit katholiek in hare naam heeft. En ik verstaan hem maar al te goe. De reden dat de kerk maar half vol zat was het gebrek aan reclam. Ik denk dus dat het hier een initiatief was van de parochie, de studentenparochie misschien (?), maar eigenlijk helemaal niks officieel van de universiteit. Ik heb ook een tijdje gedacht dat ze een mis aan ’t doen waren zonder pastoor. Een of ander arige gewoonte van die protestanten zeker. Dat bleek niet zo te zijn. De kwiebus die in een gewoon kostum het welkomstwoord deed, er halfweg nog eens efkes tussenkwam en op ’t einde nog kort iedereen bedankte bleek zo’n wit kolleke aan te hebben. Verder was die gast niet te zien, heel de mis lang. Dat kolleke dat kon ik achteraf pas zien, want wij stonden als koor altijd achter meneer pastoor.


Salu en de kost

Daarna was ’t dan afscheid met de mannen van ’t koor. Jawel, nu al. Juni is nog nie begonnen en ze doen hier in Lund hun boeken al toe. Dat ziet er dus nie zo vrolijk uit voor de dikke maand die ik hier nog ga zitten. We zouden gaan picknicken na ’t concert, maar ’t weer was omgeslagen en we zijn in onze Wermlandskelder gekropen. ’t Was wel nog dikke feest, constant zingen natuurlijk, stelletje zangers dat we zijn. Ik begin hier eindelijk ook zo wat liekes vanbuiten te kennen. Der zijn gelukkig wel plannen voor een “zomerkoor”, rustig voortdoen met de mannen die hier in de zomer nog wel rondhangen. Det betekent: doctorandi, internationalen (we zitten nog altijd maar aan twee man), mensen die in Lund wonen en enkele studenten die hier blijven rondhangen. Hoeveel volk dat gaat opleveren zullen we wel zien, het zijn in alle geval goei vooruitzichten. Hopelijk heeft die rustige junimaand goei gevolgen voor de thesis. Van den andere kant zoek ik hier ook nog wa van ’t land te zien, en dan bedoel ik vooral de natuur. En dan staan er nog minstens twee musea in Lund op ‘t programma. Telt daar mijn thesis nog bij en ik zal mijnen tijd nog vlot om krijgen;

Maar toch, ik heb hier al mensen voor de laatste keer gezien, da's grellig.


En in Gent

Daar hebben ze mij goei nieuws gestuurd. Er zijn enkele projecten goedgekeurd (lees: ze hebben geld gekregen) waardoor er ruimte komt voor een nieuwe medewerker. Ze hebben mij dat direct laten weten en ik heb zelfs al een projectvoorstel mogen lezen waar ik waarschijnlijk aan kan meewerken als ik bij hun mag beginnen. Dat klinkt dus allemaal erg goed, en ik begin stilaan te denken dat dat waarschijnlijk wel de beste keuze zou zijn. (want ik ben ook nog aan 't vissen bij Outward Bound en Unicorn)


En in Lund daar werkten ze voort.


Uw wannabee wetenschapper ter plaatse.

maandag 25 mei 2009

YMCA!

Over een scoutskamp met het district, over een zangfeest in vier stemmen met 150 zangers en over de verkiezing van het nieuw "praesidium", al is dat een erg inaccurate vertaling.


Vriendjeskamp

Den donderdagmorgen moest ik om 8 uur aan ’t scoutslokaal staan, we zouden op “Kompisläger” gaan. “Vriendjeskamp” Hoe kan ik nu mee zone naam nog ernstig overkomen als ik straks lovend over dat kamp ga spreken. Die Zweden ook altijd. Ik stond daar om kwart voor negen. Na het afvlammen van de wekker direct een dik half uur terug in slaap gevallen, al chance dat het niet langer was.
Na een goei wandeling tot aan ’t lokaal ben ik gelukkig bekwaam en ik kan nog zjust helpen met de laatste dings in te laden. Een half uurke met den auto brengt ons op de kampplaats. We waren met negen verkenners, twee jongverkenners en ene welp. Daar stond negen leiding tegenover, dus we hadden nie te klagen. Ons scoutsgroep blijkt in totaal een lid of 30 te hebben. Omdat vergaderingen altijd per tak zijn had ik namelijk nog nooit ander leden dan ons verkenners gezien. Maar “groep” dat is hier relatief, want volgens hun is hun groep 100 man groot, ze tellen daar nog nen hoop onactieve oude patten bij die op een of andere vreemde reden nog betrokken zijn maar in de praktijk niks doen. Maar dat moet ik nog eens tegoei uitvissen allemaal.
In alle geval, het was een districtskamp, vandaar de naam, met nog een tiental andere groepen van Lund en de dorpen in de buurt. Het was overigens het KFUK-KFUM-scoutsdistrict, want er bestaan hier eigenlijk vijf verschillende scoutsassociaties. (in België ook, trouwens) KFUK-KFUM: Kristliga Föreningen av Unga Kvinnor och Män: ”de christelijke vereniging van jonge vrouwen en mannen”. Jawel, houd uw armen klaar: ik zit bij de YMCA!
We slagen ons tentjes op en beginnen rond te hangen. Want dat blijkt een belangrijk onderdeel van een Zweeds kamp te zijn: rondhangen. Ze laten de leden erg zelfstandig, vooral de oudsten. Ze moeten hier wel zelf hun eten koken (al helpt de leiding al eens gemakkelijk) en dat zorgt er natuurlijk voor dat ge al rap wat tijd verdaan hebt en dus niet met activiteiten moet invullen. Die zelfstandigheid uit zich ook op andere frappante domeinen, zo hadden de welpen en jongverkenners een eigen hoekske afgebakend waarbinnen ze mochten oefenen met messen. Punten aan stokken snijden enzo, ge kent dat. Een soort zandbak, maar dan met messen.
Verder had ik er ook lang naar uitgekeken om te zien hoe ze hier hun constructies maken, want ze hebben geen eigen sjorhout, behalve dan een paar dikke stokken die ge amper balk kunt noemen die tegen den achterkant van ’t lokaal staan te rotten. Awel hier zien we weer nen invloed van ’t allemansrecht en de onuitputtelijke Zweedse natuur: die mannen trekken gewoon het bos in en gaan daar balken zoeken, of toch alles wat daar op trekt. Wel geen levende bomen, denk ik, veronderstel ik. Chik om te zien hoe die dat allemaal vanzelfsprekend vinden. Daar komt weinig uitleg van de leiding aan te pas, die mannen trokken zowat op eigen initiatief de bossen in, terwijl anderen aan de constructies begonnen. Zelfstandigheid jong, ongelooflijk. Zelfs de welpkes hielpen spontaan mee alles mee.
Tegen dat alle groepen geïnstalleerd waren en middag hadden gegeten was het tijd voor de opening van het kamp. Kort daarvoor lichtte de Johan, de groepsleider, ons in over het verdere verloop van ’t kamp en deelde ons lichtjes geërgerd mee dat niemand eraan gedacht had om een vlag mee te pakken. Gelukkig was er een of andere geflipten Belg aanwezig die een internationale scoutsvlag bijhad. “O da’s ferm, maar dan moet ge wel in 20 minuten voor ne vlaggemast kunnen zorgen.” Ik mag nie stoefen over hoe hem eruit zag, maar mee ne welpenleider en ne welp hebben we dat toch geflikt gekregen. (en hij is blijven staan) Voor den eerste keer was de kampvlag nie de Zweedse, maar de WOSM- (= internationale scouts-)vlag. En zodoende heb ik bij deze weer ne schonen, unieke souvenir. (ik vind dat waarlijk schitterend, probeert dat maar niet te verstaan) Ik mocht dan ineens ook met die welp die met de vlaggenmast geholpen had de vlag heisen en daarmee was het kamp dan officieel ingezet. Dat manneke was zo friejed als ne gieter en ik denk dat het bij mij nie vele minder was.


Heisen van de vlag tijdens de opening van het kamp. Dat manneke noemt Calle.

De namiddag was weer een schoon staaltje van weinig doen. Er was wel een soort spel om elkaar te leren kennen, iets waarbij ze met een balleke smeten en ge moest dat vangen. Als dat niet lukte moest ge gaan zitten en mocht ge blijkbaar niemeer meedoen. Ik heb nog nooit zo’n saai spel gezien. Ze speelden dat in twee groepen van ne man of 50 en elke groep had maar een balleke. Kunde u de interactie al voorstellen? Dat heeft uiteraard nie lang geduurd. Vervolgens ging iedereen weer naar zijn eigen kampterreineke om verder Zweeds te zijn en rond te hangen. Pas op dat is plezant rondhangen eh, want ge kunt dan wat prutsen aan de constructies, wat helpen koken, wat brandhout zoeken en kappen, de welpen in hun afgebakende kazerne wat helpen bij hun wapentraining en natuurlijk Zweeds klappen.
’s Avonds was ’t dan kampvuur. En ze zingen hier nog goed, dat was plezant. Helaas zijn ons mannen, de scouts van Drotten, nie zo’n zingers. We zijn er wel stilaan uitgeregend en na nen tijd is ’t serieus beginnen gieten, dat was echt enorm veel weken geleden. We hebben nog eens zonen echte miserienacht gehad. Echt serieus klote, maar toch zou ik er geld voor geven. In de gietende regen in de plassen staan greppelkes graven met veel te klein schupkes. En intussen seconden tellen, want als den donder te kort na den bliksem komt moete maken dat ge uit het water en het open veld zijt natuurlijk. Zeiknatte voeten, evenals alles wat minder dan 10 centimeter van de uiteinden van uwe regenjas verwijderd is. (behalve rond mijne nek, dankzij mijne scoutshoed, jonge dat is gerief se) De pijpen van mijn boxershort waren zelfs doorweekt, van het krom te moeten staan graven met zo’n ranzig commandoschuppeke.
Intussen zit er dan ander volk in de tenten te panikeren en te hopen dat wij rap genoeg klaar zijn met ons grachten. We lagen beneden aan een heel flauw hellend terrein, waardoor we alle water van heel ’t veld over ons kampplaatske kregen. (locatie opgelegd door de organisatie) De leiding van de groep neffe ons had dat al rap in de mot en die hebben ons dan ook goed geholpen. Toch altijd serieus kikken om uw afwateringssysteem na aan intensief uur werken te zien marcheren. Bangelijk. We hebben ook ne geïmproviseerde shelter gezet met een groot stuk zeil en daar een vureke onder gestookt. ’t Is op zo’n momenten da ge mekaar leert kennen.


Ons kanaaltjes na een pisbuike in de namiddag, met het plakkaat van Drotten en de botten van de Johan.

Na nog wat onderhoudswerk aan de kanalekes en veel afwachten kruipen we dan rond een uur of twee toch in onzen tram, die gelukkig nog droog is. Intussen regent het nog stilaan voort, maar het ergste is door. De volgenden dag was ’t wisselvallig weer, maar geen miserie nemeer. In het niksdoen van de voormiddag (de jongste drie leden hadden denk ik wel een soort spel want die heb ik nie gezien) heb ik mijn schoenen gedroogd aan ’t vuur en mijn broek en trui aan een waslijn gehangen. Ik ben nogal nen optimist en ik had geen reservebroek of -trui bij, ’t was toch maar voor twee dagen en ’t was prachtig weer.
Ik heb daar nen dag in scoutsuniform en hawaizwembroekske (zie foto verslag tandemrace) rondgelopen, nog wel lollig. In de namiddag zijn we een verkennende wandeling gaan doen. De leiding plant hier echt niks, ongelooflijk. De jongste takken waren verdacht veel bezig met cubs (dat Zweeds stokkensmijtspel waar ik het als eens kort over gehad heb in het zojuist vernoemde verslag).


Ura Kaipa

’s Avonds was het dan tijd voor “Ura Kaipa”. Dat blijkt een sprookskesfiguur te zijn die iets met bijlen heeft. Wat precies dat weet ik ook niet want dat is hier allemaal in ’t Zweeds. Daar draaide eigenlijk heel het kamp om. Een enorm prestigieuze wedstrijd in scouts- en andere technieken tussen alle verkennergroepen van ’t district, ’s nachts. De winnaar krijgt een bijl mee naar huis dat al sinds 1929 dienst doet, zo oud is die traditie al, prachtig. Ik zag er al serieus naar uit om mee ons mannen mee te gaan, maar in de namiddag kregen we dan te horen dat de leiding niemeer mee den eigen troep mag meegaan, omdat er vorige jaren leiders waren die alles zelf deden om dat bijl te winnen en dan tien onnozel verkennerkes achter hun gat hadden lopen niksen. Lichte teleurstelling bij ons, veel bij de leden. Maar ze zochten nog vrijwilligers om mee te gaan met andere troepen, als begeleider, in de veronderstelling da ge dan nie zou helpen. Ikke daar met de Johan en Sara, hoofdleider en kapoenenleidster, op af. Amai die organisatie trok op nie veel. Ik wist totaal nie wa’k moest doen en er was niemand die het mij kon vertellen, hoewel iedereen deed alsof hem het wel allemaal snapte. Er was een soort handleiding bij, want ge moest eigenlijk heel het spel zowat regelen omdat er geen bemanning was op de posten, maar zelfs ik had al rap in de mot dat die op nie veel trok. Na een laatste vergadering met alle begeleiders van groepkes was het dan toch min of meer duidelijk. Ikke met “Tornugglan”, den Torenvalk, op pad. Mannen uit een dorpke in de buurt van Lund, al lang geen gedacht nemeer hoe dat heette. Ze moesten posten vinden die aangeduid waren op de kaart. Bij elke post moesten ze dan een opdracht doen en kregen ze een aanwijzing voor een codewoord, waarna ze ene keer mochten raden wat dat was. Intussen moest ge ook nog oppassen voor onnozelaars die onderweg den begeleider kwamen “vernietigen” met hun dodende laserstralen. Als ze met hun pillicht op mij schenen moest heel ons groep terug naar ’t kamp voor we verder mochten. Vier posten (van de 10) en twee terugsturingen later hadden mijn mannen in de mot dat het codewoord “geel” was en kregen ze als eerste groep de geheime locatie op de kaart te zien. Daar moesten ze nog een laatste opdracht doen: met een laserlampke door een doorboord houtblokske schijnen om zo in de verte het volgende houtblokske te vinden. Na een paar van die blokskes vonden ze dan op ’t einde de clue die ze nodig hadden om het volgende azimut te vinden.
Als ze daar konden geraken zonder gepakt te worden door de “elementors”, de vernietigers, konden ze daar een vuur aansteken dat ikweetniewiezjust gunstig stemde, die dan het bijl zou brengen. Die mannen hebben daar ongelooflijk sluip- en oriëntatiewerk gepresteerd, met tien man recht door de dichte bossen in plaats van over de weg en in de pikkendonker. Mijn groep heeft dat spel daar gewonnen, ik was voor den tweede keer zo zot als de mannen zelf.
De volgenden dag diende hoofdzakelijk om af te breken en af te sluiten, met een plechtige prijsuitreiking en zoals dat dan moet in alle landen behalve België met een badgeke voor op ’t uniform, om te stoefen dat ge derbij waart. (en toch hebben ze nergens zo’n lelijke, van badgekes vergeven plakboek”uniformen” als in België)


In de rij voor de afwas

Kultuurschokken

(ge moet dat woord vantijd eens gebruiken als ge op erasmus zijt want de mensen kikken daar op) De “leiderverzorgers” waren zowat het strafste, en ‘t plezantste. Heel het kamp reden er regelmatig twee of drie kwieten in ne gelen overal met een karreke rond om de leiding te gaan verwennen. Zo brachten ze ne keer een gebakske, kwamen ze den afwas van de leiders doen (iedereen doet hier zijnen eigen afwas), kwamen ze snoepkes brengen, … Heel lollig, en dat allemaal onder de neus van de leden, die niks krijgen en dat doodnormaal vinden. In Vlaanderen zou dat een drama zijn. (en ik zou dat ook niet willen)
Verder was ’t ook lollig om te zien dat ge hier alles drie keren moet afwassen. Eerst in warm water met zeep voor ’t grof vuil, dan in warm water met zeep voor het eigenlijke wassen en tenslotte in koud water zonder zeep om af te spoelen, maar ook dat laatste moet met nen borstel gebeuren. Sponskes dat gebruiken ze hier bijna niet, alleen van die onhandige afwasborstels. Ik heb het ooit in Noorwegen erger geweten: vier opeenvolgende baddekes. Die Scandinaviërs, daar is toch een collectieve vijs uit denk ik. Wij hebben als jongverkenners meermaals ons gamellen in de regen laten staan om daar de volgenden dag terug uit te eten. De gemiddelde Zweed zou daar direct alle soorten allergieën van krijgen.
Nog zoiets trouwens, het lijkt er sterk op dat er in Zweden extreem vele meer allergieën rondlopen dan in Vlaanderen. Ik ben der nog nie helemaal uit dat dat komt omdat ze daar hier vele meer aandacht aan besteden dan bij ons (en dat ze dus gewoon harder opvallen) of omdat er gewoon vele meer zijn, maar het valt enorm hard op, alle uitwisselingsstudenten zijn het daar over eens.
Alcool, tenslotte, heb ik op heel dat kamp nie gezien. En nie gemist ook nie. Echt ferm, ook volledig zonder ellentrik en stromend water enzo. (behalve dan een hoeveke iets verderop om te gaan kakken) Zo is me ook opgevallen dat ze hier nog veel lantaarns gebruiken, terwijl ge dat bij ons nog amper ziet. Ik heb heel dat weekend geen een pillicht gezien.

Ale, moet ik het nog zeggen, het was een zalig kamp. Da’s echt straf, ’t is zjust gelijk in Ecuador. Ik kom nergens anders zoveel interessante cultuurverschillen tegen dan op kamp met de scouts. Ik vind dat echt schoon en waardevolle ervaringen.


Ge zijt erbijijijij, ge zijt erbijijijij ...

Ik heb ook ne grote stap gezet met de leden. Of eigenlijk andersom. Ik begin zowat aanvaard te worden. Daar bedoel ik mee dat ze mij normaal beginnen vinden in de groep, dat ze mij echt mee willen als leider en mijn gezelschap plezant vinden. Dat doe deugd want ik ben hier echt nen andere mens. Heel stil, aangezien ik nie mee kan volgen in de gesprekken en geen Engels wil klappen. Dat “inburgeren” zal dus waarschijnlijk ook wel wat samenhangen met een verbeterd taalniveau, al ben ik nog constant gefrustreerd over hoe weinig ik eigenlijk versta en kan zeggen.



De leiderverzorgers met hun afwaskarreke



Aan 't koken. Op mijnen hoed staat mijn Zweedse vermomming, gekregen van mijn leden en volgens de Johan waarschijnlijk de enige Zweedse vlag op heel het kamp.



Ein prosit!

De zondagnamiddag waren we terug en hebben we alle materiaal gekuist en de tenten uiteengehangen in ’t lokaal. Ik had amper tijd om me klaar te maken voor de sittning, want die zou om 7 uur beginnen. Het noemde “het grote korenfeest” (stora körfesten), er waren zeven koren uit Lund aanwezig, goed voor een dikke 150 man, geloof ik. Het trekt verdacht hard op de beelden die ge vantijd van Duitse bierfeesten ziet. Allemaal aan lange rijen tafels, gevuld met drank en lekker eten, constant zingen, ook van die walskes waarbij iedereen als ouw bomma’s inhaakt en meewiegt natuurlijk, fantastisch. En dat met allemaal zangers en alles in vier stemmen. Iedereen was ook verkleed, en daar gaan de Zweden nogal is gemakelijk ver in, dus op da gebied zit ik hier ook geweldig op mijn plaats. Alleen is dat als erasmusser, met maar ene rugzak kleren, een pak moeilijker dan thuis. Zeker als het thema dan nog eens is opgelegd. Het algemeen thema was “Teknade serier”, wat zowel strip als tekenfilm kan betekenen. Elk koor had dan zijn opgelegde strip of tekenfilm. Vooral Aladdin en The Simpsons waren als koor zalig goed verkleed. Ik kon kiezen tussen Batman (FN-koor, van alle nations) of Asterix (Gudrunkoor, dat van Wermlands). Ik heb dan mijn Belgische pots opgezet en daar gigantische horens voor uitgesneden uit karton. Als ge nie veel gerief hebt moete overdrijven, da werkt ook. Ik heb dat spel na tien minuten aan tafel moeten afzetten want mijn geburen kregen dat constant in hun gezicht, en mijnen achterbuur als ik alles 90 graden draaide. Maar het was lollig dus het doel was bereikt. Ook hier weer een willekeurige “tafelpartner”verdeling, om u te verplichten ander volk te leren kennen.
Elk koor moest ook een optredenke geven, zowel FN als Gudrun hadden niks voorbereid, dus zijn we met beide koren nog iets gaan verzinnen tijdens de sittning zelf, telkens geslaagd. Met FN waren we maar met zeven van de ongeveer 50 man(nen) aanwezig, en alleen maar bassen, dus dat gaf bijzonder weinig opties. We hebben een stuk van een statig, laag, Zweeds volkslied over Ijsland gezongen, gevolgd door Ein prosit. Met Gudruns hebben we het Gaudeamus gezongen, Latijn was toch een beetje in thema.
Na de sittning (dat wilt zeggen vanaf een uur of tien-elf) nog een heel dik feestje met veel discoplaten. Als ge verkleed zijt doede al gemakkelijk eens wa zotter eh. ’t Is toch weer vijf uur geworden, want we hebben nog wat helpen opkuisen enzo. (onder “enzo” valt ne goeie, stevige Zweedse korte voor de werkers, uiteraard bij een vrolijk drinklied en een erg interessant gesprek met een schoon Zweedse deerne, maar geen van allen is het waard om verder over uit te weiden, want bij deze is ongeveer alles gezegd) Mee ene van ons koor nog een half uur naar huis gewandeld en dan bij Wermlands nog de laatste overblijvers van een of ander nafeestje na de zaterdagse club tegengekomen, altijd prijs en een goei klapke met die mannen.


Nu kan u zich inbeelden waarom mijn buren aan tafel niet content waren met mijn kostuum.


Het praesidium

In ’t vorig verslag ben ik nog vergeten te vertellen over de verkiezing van het nieuw praesidium. Die komen hier niet op als ploeg, maar stellen zich individueel voor in de kelder, waarna alle aanwezigen stemmen. Meestal gewoon goedkeuren, maar soms zijn er meerdere kandidaten voor hetzelfde postje en dan volgt er een formelere procedure: elke kandidaat mag zichzelf aanprijzen, terwijl den andere efkes buiten is, waarna de aanwezigen vragen mogen stellen. Tenslotte bepaald een geheime stemming de winnaar, waarna dat besluit weer openlijk met bekrachtigd worden. Lollig, want dat moet hier altijd op slag van den hamer, dat is blijkbaar standaard op elke Zweedse vergadering. “De winnaar van de stemming is N.N. Kunnen we dat goedkeuren?” (een collectief “Ja!” uit de zaal) [klop met den hamer] “Iemand tegen?” (een collectief “Nee!” uit de zaal) [klop met den hamer] “Dan verklaar ik N.N. tot X van Vermlands Nation voor de termijn bepaald aan het begin van de vergadering.” [Klop met den hamer] (applaus van de zaal)
Ge moest bij aankomst uw studentenkaart laten zien (waar op staat van welke nation ge lid zijt) en uwe pas. Als ge een van de twee niet bij had mocht ge terug vertrekken, zelfs al zijt ge de voorzitter van heel dat spel, ge komt er nie in zonder kaart en pas. Op ’t einde van den avond was er dan een gratis maaltijd voor de aanwezigen.
Omdat ik dikwijls meer dan de helft niet verstond van wat daar allemaal gezegd werd en gewoonlijk ook maar half wist wat het belang van die functies was heb ik altijd gestemd op de partij waar ik al zes jaar op stem, namelijk blanco. Maar ’t was weer ferm om dat allemaal eens te kunnen zien.


En dan sluit ik nu af met een welgemeend verbaal en gesticulerend YMCA voor u allen.


Tot de volgende!


Uw sociocultureel antropoloog ter plaatse

zondag 24 mei 2009

Grønbæk

Over een tripke naar Kopenhagen



Dag trippers!

Te woensdag ben ik in Kopenhagen gaan toeristen. Dat is mijn manier van doen nie, maar ik moest daar zijn voor een experiment voor mijn thesis, dus ben ik ineens maar eens goe gaan rondhangen in ’t stad. Twee toeristische wandelingen met “self-guiding” gedaan, jawel. Het klinkt als scouting voor meiskes maar het is eigenlijk gewoon een kaart met wat uitleg over wa ge gaat tegenkomen.
Het was natuurlijk wel ferm en plezant, maar het blijft een stad en ik zit vele liever in de bossen. Natuurlijk heb ik ook de Kleine Zeemeermin gezien, ik was dat niet expliciet van zins (iedereen heeft die al duizend kere gezien, dus waarom de Chinees gaan uithangen) maar die lag natuurlijk op de wandeling die ik aan ’t doen was. Op deze foto is te zien hoe ik, goede katholiek als ik ben, haar intiemste delen ridderlijk heb toegedekt.


Ik had eigenlijk gehoopt op wa gezelschap van Deense maten van de intensieve week in Montpellier, maar die mannen hadden allemaal iets te doen ofwel antwoordden ze nie. Spijtig, ma ’t is allemaal goe gelukt dus geen probleem.

In ’t zwembad aangekomen vraag ik aan de receptie of ik mevrouw Grønbæk kan spreken. (ja ik kan het nie laten om die naam nog eens goed in den blog te zetten, wat een sensatie is dat toch met die letters jong) “Die kennen we hier niet manneke. Voor zwemmers? Dan moet ge nog eens terugkomen want iedereen is hier weg.” Daar stond ik met mijn 25 blanco Deense vragenlijsten en een ticket naar huis. Gelukkig heb ik wat volhard en zelfs den telefoon van de receptioniste gebruikt om ons Nanna (dat is mevrouw Grønbæk, wa ne naam) te bellen, maar die had hare veldtelefoon helaas afgezet. Na een boodschapke in te spreken en nog een half uur koppig wachten in het halleke kwam ze dan toch opdagen.
Ale vooruit, het zijn toch weer 16 vragenlijsten geworden (en daar moete dan zo voor rijden) en Nanna en den Born, de coaches, waren toffe peeën. Tegen een uur of 10 was de sirk daar gedaan en ben ik terug naar ’t vliegveld gemetrood, om tegen een uur of 11 treinsgewijs terug in Lund te belanden. Dat is dus eigenlijk maar half zo lang reizen als van Mol naar Leuven.

Voila, content dat ik eindelijk aan mijn anaylses kan beginnen.


Koninklijke wacht
Een van die gasten heeft mij (verbaal en in het Deens) weggejaagd bij een deur waar ik naar zijn goesting te dicht bij gaan staan was on foto's (van die wachter) te trekken. Die mannen moeten ook niet blijven stilstaan.

"Vertrek treinen" in 't Deens
(eigenlijk: treinen vertrek)


De overblijfselen van een fort in de noordelijke verdedigingsgordel van de stad. Fermer vanuit de lucht dan vanop de grond natuurlijk, maar het was toch de moeite.

Heel binnenkort (morgen?) meer nieuws, over een scoutskamp en een beestige sittning. De helft is al geschreven maar ik moet mijne was gaan doen.

Hier is alvast nen teaser:

maandag 18 mei 2009

De Standaard

't Was weer lang geleden da'k nog eens in de gazet heb gestaan, dus bij deze:

http://www.standaard.be/Artikel/Detail.aspx?artikelId=BQ2ACJQD

Deze tekst is een onderdeel van een algemener artikel over erasmus dat je hier kan terugvinden:

http://www.standaard.be/Artikel/Detail.aspx?artikelId=KI2AB3IG

Ik heb geen idee hoe lang je dat online kan bekijken, dus voor de zekerheid zet ik de tekst van het stuk over mijzelf hieronder. Ik heb overigens niet alles letterlijk gezegd (gemaild) wat de journalist tussen aanhalingstekens zet, maar de grote lijnen zijn wel juist. (behalve dat er nations zijn in alle Zweedse steden, dat is niet waar)


Zweden, Ben Lommelen

zaterdag 16 mei 2009

Auteur: 'Zweden is een duur land, zelfs nu de kroon aanzienlijk gezakt is ten opzichte van de euro', vertelt Ben Lommelen, die een master sportpsychologie in het Zweedse Lund volgt. Toch kan je met wat gezond verstand en door een rist voorzieningen de kosten enigszins beperken. Zweedse universiteiten hebben een systeem van 'student nations'. Daar is de huisvesting een pak goedkoper.

Studenten openen ook zelf restaurants en pubs.

Lommelen had geluk. Hij kon er een plaatsje bemachtigen en betaalt daardoor 250 euro per maand voor een kamer in het centrum van Lund. Bij particulieren loopt de huur al snel op van 300 tot zelfs 600 euro. 'Voor die prijs krijg je wel een kamer die er doorgaans beter uitziet dan in België.'

'Uitgaan in gewone cafés is niet aan te raden. Het is gewoon veel te duur. In een club uitgebaat door studenten betaal je 2 tot 3,5 euro voor een biertje van 40 centiliter. Naar Zweedse normen is dat erg goedkoop.' Daarnaast zijn inkopen is het centrum te mijden. 'Een busritje naar de grotere winkels in de stadsrand levert al snel een besparing op. In de stad zelf betaal je je blauw.'

In totaal gaf hij ook nog zo'n 160 euro uit om op zijn bestemming te geraken.

Dankzij een beurs van 1.500 euro voor vijf maanden kan hij naar eigen zeggen 'zonder kleerscheuren door het avontuur komen'.

zondag 17 mei 2009

Het klein jonk uithangen

Over een scoutsweekend en ne sittning.


Vrijdagnamiddag, kwart voor zes. Ik kom aan aan ‘t scoutslokaal en den Björn, menne medeleider, stelt me voor aan Sara, een jonggiverleidster van een naburige groep die insprint tijdens het weekend. Waarom is me nooit helemaal duidelijk geworden, er was namelijk evenveel leiding als leden, maar het was was nog een ferm dus voor mij was ‘t in orde. Der waren maar vijf mannen mee, van de 7-8 in totaal. Later op den dag zouden Boel, ons medeleidster en de Johan, nog ne leider uit nóg een ander groep, het gezelschap vervolledigen.

De mannen zouden als illegale vluchtelingen uit ”Byganda” de grens met ”Maweshi” over moeten en daar onderdak zoeken. En wij zouden dat verhinderen. Terwijl wij in nen auto met materiaal naar de kampplaats reden vertrokken de mannen met de bus naar het vertrekpunt van den tocht. (het zijn verkenners: 13 tot 17 jaar) Onderweg, tijdens ’t weekend, kwamen ze dan allerlei problemen tegen, zoals nen taxichauffeur die mee een trukske hun valiezen half leegrooft, ne corrupte flik (met een Vlaams accent) die ze hun laatste geld aftroggelt, een extreemrechtse knokploeg (Maweshi National Front) die hunne nachtrust komt verstoren, mensensmokkelaars die hun in etappekes richting de grens helpen, slavendrijvers die hen voor weinig geld voze werkskes laten doen (om de mensensmokkelaars te kunnen betalen), kortom: de leiding heeft ok nog eens het klein jonk kunnen uithangen.


De corrupte flik

De controle van de rugzakken was een belevenis op zijn eigen. Volledig in het script van ‘t weekend weet nen taxichauffeur de rugzakken buit te maken en te strippen van waardevolle voorwerpen. We moesten, met andere woorden, de mannen hunne snoep zoeken en afpakken. De drinkbussen moesten we niet controleren, der blijkt hier geen risico te zijn dat de mannen alcool zouden meepakken. ‘t Is hier precies den andere kant van de wereld.

Terwijl de mannen buiten half verhongerden – ze hadden bijna geen eten meegekregen – verbleven wij in een buitenverblijfke van de scouts, midden in de bossen. Een soort scoutslokaal gelijk wij dat kennen eigenlijk, iets helemaal anders en vele beter dan ons eigenlijke scoutslokaal in de stadsrand. Enigszins spijtig, want we hebben met de leiding eigenlijk zelf nie gewandeld. Buiten ‘s nachts dan, verkleed als knokploeg met knuppels op zoek naar de slaapplaats van de mannen, om wat voos te gaan doen. Uiteraard hebben we die niet gevonden, ik verstaan niet dat die mannen het een realistisch plan vonden om ’s nachts in de bossen te gaan zoeken naar waar die mannen ergens konden liggen te kamperen. (dat kan in Zweden, zoals u normaal al weet, letterlijk overal zijn) Maar ik had wel deugd van de wandeling. Tegen twee uur waren we terug in ons lokaal, waar we als echte extremisten in de tien meter verder gelegen windshelter geslapen hebben. (ale toch drie van de vijf)

Het weekend eindigde toen de mannen werden opgepakt door de flikken in het land waar ze zjust illegaal waren binnen geraakt. Overvallen door een soort paramilitaire troepen, geboeid en geblinddoekt den auto in gesleurd en naar ’t scoutlokaal in de bossen gereden. (echter niet nadat er nog ene van de mannen ontsnapte, mee ne klopjact in de bossen tot gevolg, iedereen ging er volledig in op) Daar was ’t dan gedaan en volgde er een bezinning over hoe schraal het wel niet is om vluchteling te zijn. Ferm gedaan van den Björn, want het is hier de gewoonte dat ene leider alles ineen steekt. Daarna hebben we eens goe gegeten met de mannen en dan zat het weekend er zo wat op, en ’t was nog maar zaterdagavond, een uur of acht.


Geboeid en klaar om afgevoerd te worden

Die mannen zijn daar nog tot zondagmiddag gebleven. Ik weet ook niet wat ze nog zjust allemaal gedaan hebben want ik ben om acht uur met Boel terug naar Lund gereden. Aangezien het weekend eigenlijk afgerond was, ze mijn hulp nie nodig hadden en er op Wermlands een zogenaamd maandelijks ”dankfeest” voor de medewerkers plaatshad vond ik dat precies meer de moeite. (Zweedse studentenliederen leren eh …) Ik vond het echt serieus klote om (tijdens de voorbereiding) te vragen of ik die avond mocht vertrekken, maar dat bleek absoluut geen probleem te zijn, eerder normaal. Het leidersengagement is hier nogal los precies, ik ben eigenlijk den enige leider die er elke vergadering is, den Björn en Boel missen er allebei geregeld een.



Maar goe, ikke dus naar da dankfeest. ’t Was daar in de bossen allemaal wat uitgelopen, waardoor ik anderhalf uur te laat aankwam, maar blijkbaar toch nog goed op tijd voor het hoofdgerecht. Ze waren nog nie zo lang bezig met hunne sittning want ze hadden eerst nog wat onnozel spellekes gedaan, gelukkig. Verder ne sittning zoals nen andere. Nieuw hier was dat ik ne Zweedsen tegenhanger heb geleerd van ”breng het glaasje aan je lippen …”, u ongetwijfeld bekend. Dat is hier eerder uitzonderlijk dat ze dat zingen. Verder heb ik blij verrast gezien dat het ”Erik Klar” lied (zie den entry ”Koersn, dad es zere rien”) een echt Wermlandslied geworden is. Dat wordt nu te pas en te onpas gezongen op de sittnings en zelfs in de bar erna. Na de Oude Roldersklacht (in ’t Zweeds) heb ik een soort rolling in gang gezet door het Erik Klarlied aan te heffen, gieren. Alleman terug vertrokken, zjust gelijk in Leuven.


Het hoofdgerecht. Chance da'k al goe geten had op da scoutsweekend want van de hoeveelheid kunnen we hier nooit nie stoefen. De kwaliteit daarentegen, amai menne frak.

Voor de rest is ’t me met dat nachtgebraak opgevallen hoe weinig het hier nog donker is. Rond een uur of tien wordt het donker, het is dan wel al een dik half uur aan ’t schemeren, dus zonsondergang valt ergens rond half tien. Maar het lijkt precies niet echt donker meer te worden, ge ziet altijd nog ne gloed aan de horizon. (en pertang zo noordelijk zit ik nu ook weer nie) Ik was vreemd genoeg nie muug na de bar (alles sluit hier altijd om twee uur) en ben dan, na nog wat op de Jakob zijn kot te blijven hangen (ene van de gang) rustig wa muziek beginnen luisteren en intussen letten op wanneer de zon opkomt, pure kerieuzigheid. Tegen kwart na drie wordt het helderder aan de horizon en tegen half vier begint het merkbaar lichter te worden. Ik gebruik gene wekker meer sinds ik hier op kot zit, ik word elke morgen wakker van ’t licht. Meestal al eens efkes om een uur of zes en dan nog eens tegen een uur of acht-negen. Op ’t gemakske en altijd op tijd. Zalig vin ik da.

Woensdag experimenteren in Kopenhagen en volgend weekend scoutskamp met alle (of toch veel) groepen van Lund. Ik hem er goesting in.

woensdag 13 mei 2009

Zever, gezever.

Ik heb efkes een dooi moment en ik was me zjust aan ’t afvragen of ik vanaf nu den blog ook zou gebruiken om onnozele berichten op te zetten als ik eigenlijk nie veel te vertellen heb. Al snel besefte ik dat ik dat al twee jaar doe. In die optiek het volgende:


Deze voormiddag nog eens gaan koken bij Wermlands. De keukenverantwoordelijke was den oliver, ne Welsch. (hoe zegde dat in ’t Nederlands? Ook Welschman?) Kieke Tika Masala volgens het recept van Gordon Ramsay, nen Bitsen topkok die blijkbaar nogal bekend is omwille van zijne schunnige praat. (als ik nog lang met dezen blog doorga ikke lichelijk ook binnenkort) Omwille van mijn TV-quarantaine de laatste zeven jaar ken ik van die mens niks buiten zijne naam. Het eten was lekker.

Normaal gezien had ik vandaag in Denemarken gestoken voor mijn experiment, maar ik kreeg gelukkig gisteren nog een e-mailke dat ze de verkeerden datum hadden doorgegeven, aldus mevrouw Grønbæk, hoofdcoach van de club. Da zijn nogal keirels eh, die Denen.

Met enige twijfel heb ik de proffen in België eens gemaild met de vraag of een 35 tot 40-tal proefpersonen (in eem within subjects design, voor de kenners, want dat is belangrijk in deze context) volgens hun genoeg was. Een bevrijdend "ja Ben" was hun antwoord. Dat betekent dat ik na Kopenhagen mijn schup kan afkuisen en in de statistiek kan vliegen. Voor den eerste keer in zeven jaar zit ik daar echt op te wachten. (ik heb zelfs voor de jol al een stukske gedaan, hoewel dat onnuttig is omdat ik alle data nog niet heb)

Voila, ik besef dat ik in die dooi maand (maart) twee sittnings heb gedaan waar nooit een woord over gezegd is op den blog. Misschien kan ik dat in de toekomst vermijden met blitzberichtjes zoals dit. Laat het verder volstaan te zeggen dat ik ook plezante dingen heb gedaan, die maand.

Verder heb ik hier zjust ontdekt wat voor plezante dings ge nog allemaal met den tekst kunt doen op dezen blog. Hoera.

Vanaf nu kan ik dus ook verborgen boodschappen in mooie K.U.Leuvenkleuren op den blog zetten, zoals deze hier:
Gij hebt ook tijd te veel zeker?

En nu ga ik mij klaarmaken voor de scouts. Op het programma staat:
kaartlezen, door mijne medeleider Björn (betekent beer in 't Zweeds)
billeklets, door mijzelf (dat is een spel, voor de duidelijkheid)
voorbereiding per patrouille van den "hajk" die we dees weekend gaan doen
(ik hoop da'k bij dat kaartlezen ook wat mee uitleg kan geven, anders zou mijnen inbreng nogal aan de schrale kant zijn)


Groeten van uw zeveraar ter plaatse.

zondag 10 mei 2009

”Koersn, dad es zere rien”

(Briek Schotte, wielerheld)


Over twee zotte dagen tussen Gotenburg en Lund.



Vrijdag en zaterdag, 8 en 9 mei, zouden de hoogdagen van het Lunds studentikoos academiejaar worden. ”Tandemstafeten”, de tandemestafette, zou weer van Gotenburg naar Lund trekken. Het concept is simpel: alle nation (en ook sommige ”unions”: faculteitskringen) hebben nen tandem en een bus, de start is in Gotenburg en de aankomst 24 uur later en vele promilles zatter in Lund, 300 kilometer zuidelijker. Een beetje gelijk onze 24-urenloop, maar dan grootser en niet competitief (!). Een uitgebreid verslag met alle gore details van uw participerend observator ter plaatse:



Ik dacht eigenlijk dat het een echte aflossingswedstrijd was. Bleek niet zo te zijn, verboden door de flikken wegens te groot risico. En dat kan ik begrijpen, als ge ’s nachts met den tandem op drukke autowegen zonder fietspad ligt te karen terwijl ge gepasseerd wordt door 15 bussen die op weg zijn naar het volgende aflossingspunt. Bij elk aflossingspunt hielden ze dan ook een nieuwe start, waarbij alle tandems aanwezig waren. Niemand leek daar echt mee in te zitten, het leeuwendeel van de studenten was daar niet voor de koers, als ge begrijpt wat ik bedoel. In een vijtiental etappes ging het zo naar Lund, twee man vlamt de ziel uit zijn lijf, gevolgd door een discobus met 50 man die zich volledig scheeftanken met alles waar alcool inzit.

Ik was gelukkig dat ik een etappeke mocht doen. Wermlands had nen dubbeldekker voorzien met 70 man, terwijl er maar een dertigtal man ook echt kan rijden. Met de Nyman zou ik een van de zwaarste, heuvelachtige stukken doen, om 11 uur ’s morgens, de op twee na laatste etappe. Qua tijdstip viel da goe mee, maar ge moet er natuurlijk bijtellen dat er van slapen bijzonder weinig in huis kwam in die bus, zodat het enigszins beter was hoe vroeger ge kon rijden. De Zweden noemden ons stuk “heuvelachtig”, ik heb mij in de Ardennen ooit al doodgereden op “heuvels”, dus ik was op het ergste voorbereid. Ale ja, ”voorbereid”, ’t is te zeggen. Aangezien ik in Lund gene velo heb bestond mijn voorbereiding voor dit evenement hoofdzakelijk uit drank kopen. Een avontuur op zijn eigen. Ik had eens gepolst bij volk van de nation wanneer en hoeveel ze zo zouden drinken tijdens die twee dagen. ”Altijd” en ”Constant” waren de antwoorden. Dat beloofde.

Ik dus voor den eerste keer (!!) sinds mijn verblijf hier naar de “Systembolaget”, (http://nl.wikipedia.org/wiki/Systembolaget), den enige winkel waar ze alcool verkopen, iets van de staat. Ik moest zelfs opzoeken waar die tent zich bevond. Maar amai, wa ne winkel. Alice in wonderland. Een soort brouwer (hier: drankenhandel, voor de niet-Kempenaars) (wat doede gelle trouwens op mijnen blog? ;-) met alleen maar alcool. Schoon uitgestald in prachtige rekken stonden er massa’s wijn, veel te weinig bier en nog minder sterken drank. Die Zweden worden hier echt met het polleke gehouden dat het gene naam heeft. Maar dat moet ook wel, want terwijl ik aan ’t vergelijken was met welke soort bier ik mij best zou volgieten (prijs/kwaliteit, waarbij ik dat laatste, bij gebrek aan kennis van de inlandse brouwsels, alleen aan het alcoholpercentage kon toetsen) kwam er ne kerel over mijn schouder staan walmen dat het gene naam had. Zo zat als honderdduuzend man, maar toch al nieven drank aan ’t kopen. En de prijzen daar is niks voor te lachen aan, als ge hier alcolieker zijt (in ’t Zweeds: alcoholist) zijde echt deftig genegerd. Prijsbewust als ik ben (zegt gerust gierig op reis, ik spaar voor mijn opleiding van volgend jaar) heb ik voor een fles van de goeiekoopste Zweedse Wodka (Explorer 37,5) en zes halve literblikken bier gekozen. Norrlands Guld, iets Zweeds dat ik in de nation ook al eens durf drinken, maar dan 7 graden, in plaats van 5, echt zot voor de Zweden. Het noemt dan ook “Norrlands Guld Dynamit”. Ons Kasteelbier zou hier met glans den ondertitel Hiroshima wegkapen. Mar ale, dat mopke heeft daar toch bekan 30 euro gekost, 19 voor de wodka en 1,5 voor elk blik. En op vertoon van de pas, want ge moest maar eens jonger dan 21 (!) zijn. Ze mogen hunnen brol hebben voor mijn part, maar een erasmusser hoort een open houding aan de dag te leggen en integratie kent geen prijs.

Ik had dan toch een aardig voorraadje klaar op die manier. Belgische bieren waren er uiteraard ook, al was ’t gene vette. Ik had in een alcoholspeciaalzaak, zeker aangezien het om een monopolie gaat, toch een uitgebreider assortiment verwacht. De Zweden zien precies meer in wijn en sterken brol. Ik heb er dan toch Orval, Leffe, Maredsous 6 en 8 en Stella gevonden, maar da was dan ook alles. Dat kost daar allemaal zo rond den onderhalven euro per fleske. Ik heb nog getwijfeld om Stella’s te kopen en mijn K.U.Leuven trui aan te doen, maar dat zou er wat over geweest zijn natuurlijk. (hoewel mijn kleding er uiteraard alsnog over was)
Het moet gezegd dat ik ook wel dubbel zo veel water mee had als alcool, want uitdroging is ‘t grote gevaar natuurlijk, telt daar nog bij da’k ook een stuk zou moeten sporten (hoe lang dat geleden is durf ik zelfs niet schatten) en het belang van een goei dosis water is nauwelijks te overschatten. Ne ganggenoot was op de editie van vorig jaar tegen de namiddag volledig van de kaart en had de hele reis lang koppijn gehad. Ik zou me dus inhouden, zeker met dat stuk fietsen in’t vooruitzicht.
Daags voor ’t vertrek heb ik mezelf uiteraard kompleet opgepept voor de komende fysieke activiteit met alle vuile psychologische trukken die ik het afgelopen jaar heb mogen aanhoren. Verder ben ik wat gaan helpen in de keuken, eten voor 70 man (Wermlands had nen dubbeldekker ingelegd) voor 24 uur.

De volgenden dag was ’t dan zo ver. Ik had op de laatste moment nog vernomen dat we niet om een uur of 7-8 zouden vertrekken, maar pas om 12 uur. We zouden ook rond een uur of 12 terug aankomen de volgenden dag, dus echt 24 uur rijden bleek het niet te zijn. Half Wermlands bleek ook verkleed te zijn als Fransman, ik had daar iets van opgevangen, maar dacht dat dat een onnozel mopke was geweest, aangezien het niet in de uitnodiging en de reclam stond. Maar de kleuren van Wermlands zijn blauw-wit-rood (zij het in horizontale banen), dus ik had het eigenlijk kunnen weten. Er liepen natuurlijk twee overenthousiaste vrouwen liepen rond, ieders gezicht te bekladden met een Wermlands- of Franse vlag. Om onnozel te doen heb ik twee Hollandse vlaggeskes op mijn gezicht laten zetten, een subtiel statement van den enige Nederlandstalige. Op mijne kop had ik nen belgischen hoed, dus het is niet politiek op te pakken, voor de duidelijkheid.
De busreis zelf was geweldig. Onnozel doen onderweg (bukken als er een brug komt en van die belachelijkheden), spellekes spelen (busrugby was den topper) en vooral veel studentenliederen zingen, een soort buscantuske eigenlijk. Ze hebben hier ook de prachtige gewoonte om te beginnen scanderen als ze op ne rotonden komen. “Nog nen toer! Nog nen toer!” Op den derde rotonde was ’t dan zo ver, en de bus ging uit zijn dak natuurlijk. Die chauffeurs hebben daar twee helse dagen gehad, maar ze konden er duidelijk nog goed mee lachen, want diejen extra toer hebben we nadien nog meermaals gekregen.

Na een uur of twee-drie kwamen we aan in Gotenburg, als eerste nation. Daar hebben we dan twee uur in een park rondgehangen. Misschien als chance dat ik, half uit onwetendheid over hoe lang we buiten gingen zijn, mijnen drank in de bus had gelaten, want menig student stak al stevig in de prak nog voor den eersten tandem gereden had. In dat park heb ik samen met den Oliver (Wales) en de Gérémy (Frankrijk) een alliantie gesloten en drie Zweden uitgedaagd in cubs, wat blijkbaar een Zweeds spel is (ik dacht Scandinavisch in ’t algemeen). Dat is dat spel waarbij ge met houten stokskes de houten pionnen van de tegenstanders, achter meter verder, moet omsmijten. Den eerste keer hebben we triomfantelijk gewonnen, ondanks het feit dat de Gérémy (ik noem hem ook geire Gery of Francois) het halverwege afgebold was omdat hem de spelregels nie snapte en regelmatig ons eigen pionnen omver sjotte. Per ongeluk, de Frans was namelijk al goed in de wijn gevolgen. Het tweede spel hebben we stevig op ons doos gekregen, maar dat mag ook wel, de Zweden hebben immers thuisvoordeel.


Aan het begin van het feest vlak voor de start van de tandems in Gotenburg, wachtend tot alle nations zijn aangekomen. Wermlands in de lichtblauwe T-shirts.

Daarna zijn we naar een groot plein gegaan, om daar de andere nations een voor een te zien arriveren. Met spandoeken, trommels, fluitjes, de meeste in een bepaalde kleur, dikke feest. Tegen dat iedereen daar was begon er een soort van fuif, openlucht en in ’t midden van een grote stad, echt chik. De tandems waren nog lang niet vertrokken en ik begon mij af te vragen hoe lang dat nog ging duren. Tegen een uur of zes-zeven gaven ze dan toch het startschot, dat ineens ook de fuif beëindigde. Iedereen terug zijn bus op, al vond er hier en daar al wat uitwisseling plaats, en verder naar de volgende etappe. Dat bleek een grote Ikeaparking te zijn, waar een discobar intussen al volle petrol aan ’t geven was. We kregen daar ook ne sexa, ne stevigen hap om te kunnen blijven fuiven. Intussen stonden de tandems stonden stil, hoewel ik verwacht had dat die intussen zouden verder rijden. Daar kreeg ik natuurlijk enorm veel goesting van om eens een toereke rond de parking te doen. Samen met de Sebastian, den eerste de beste Zweed van onze nation, heb ikvervolgens twee keren nen tandem van een andere nation “gepikt” om wat tussen de bussen te liggen karen. Achteraf vriendelijk terug afgegeven natuurlijk, ze konden er nog goe mee lachen. De tweede nation heeft het zelfs nooit geweten.



De bus van Wermlands (links) en een andere nation op de Ikeaparking. Daartussen staan ze het eten te serveren.
De Sebastian en ik op ne "gepikten" tandem

In alle geval, na nog een plezante fuif van een goei uur volgde de start van de tweede etappe. Intussen was ’t al goed donker, dat gaf het allemaal iets extra. Vervolgens terug de bus op, deze keer voor een langere rit, gespreid over meerdere etappes. Onderweg vollembak muziek op, dansen, drinken en mottig doen. Af en toe ook eens nen tussentop, nie alleen met sanitaire doeleinden, maar ook om te gaan supporteren voor de passerende tandems, geweldig zot en geweldig plezant. Van slapen kunde op zo’n feestbus nie echt spreken natuurlijk, maar ik had mezelf toch al een drietal uren “verminderde waakzaamheid” gegund toen de volgende groten tussenstop aanbrak. Met een bijzonder schraal ontbijt, als was het nog maar een uur of vijf-zes ’s morgens. Het was een soort pastasalade, waarvan iedereen een klein bordje kreeg. Ik had chance dat er over was en ik heb er vijf binnengestoken, zo rondbussen en feesten, dat is precies goed voor den eetlust. Voor mijn zesde bord ben ik eens bij een andere nation gaan loeren, die hadden ook goeie pasta. Ook deze keer was er een discobar voorzien om degenen die nog konden rechtstaan omver te spelen. In de opkomende zon een feestje tussen de bussen, het had iets speciaal.
Het feestje bij zonsopgang


Verder nog een paar korte, gezamenlijke tussentops, om alle teams terug samen te laten komen, en om nog wat onnozel te doen natuurlijk. Bij gebrek aan discobar stond er dan altijd wel wat volk te trommelen en te zingen, en vooral te dansen, nie te houden. Bij de volgende groten tussenstop, rond een uur of acht, kwam het echte ontbijt. Dat vorige bleek gewoon ne snack geweest te zijn, om te kunnen blijven fuiven. Daarmee dat ik dat zo schraal en weinig vond. In alle geval, ik heb toch nog goed gegeten. Intussen hadden we al voor de vijfde keer zware panne met onze velo. Of eigenlijk de reservevelo van een andere nation, want die van ons stak kompleet in de prak. Daar zouden we achteraf nog ge pechprijs voor krijgen. Mede daardoor had heel die karavaan al een dikke twee uur vertraging. Ik zou om elf uur moeten rijden, maar het was intussen iets voorbij elf uur en ik kreeg al schrik dat ze ons beurt zouden afschaffen. Twee keren hebben ze den tandem gewoon moeten opladen wegens hopeloze schade aan ‘t verzet, om genoeg tijd te hebben om dat op de volgende stop te kunnen repareren. Ene keer hebben ze de fietsers na een paar kilometer gewoon van de weg geplukt omdat we te ver achterop aan ’t geraken waren. Tegen half een was ’t dan toch onzen toer. We zijn zonder enige probleem over de bergskes gevlamd. Soms zwaar bergop, veel vals plat en bijna altijd zware wind op kop, dus na nen tijd reden we allebei met ons tong op ons tenen. Hoewel het gaan wedstrijd was hebben we toch allemaal ferm doorgepeerd. Tegen ’t einde kwam er nog een beestige afdaling. Plat liggen en keihard laten gaan, afkoelen met de wind, zalig. Ook hier heb ik weer goe gelachen met de Zweedse betutteling. Als er op de weg een stopstreep stond hadden ze daar stewards bij gezet die er op toezagen dat ge ook echt wel allemaal stil stond, ook als er kilometers ver geen verkeerd in zicht was. (OK met den auto, maar met de velo in een pelotonneke van vijftien tandems dat zjust gestart is … )
Maar ale, we hebben het er goe vanaf gebracht. Alleen het afstappen was hels. Een zere reet dat het gene naam had. Onderweg weinig van gevoeld, maar nog een dik uur last van gehad tijdens het zitten en vooral tijdens het rechtstaan. Koersen, dad es ziere rien, ik snap nu pas ten volle wat onzen Briek toen bedoelde.
Daarna zouden er nog maar twee etappekes volgen, waarvan de laatste voor de hoge piefen in de nation was weggelegd, uiteraard. Vanaf toen is ’t rap gegaan. De overwinning zou gaan naar de nation die het dichtste bij de “ideale etappetijd” aankwam. Die tijd was geheim, op die maner werd snel en onveilig rijden ontmoedigd. Tijdens de voorlaatste etappe gebeurde er een soort apotheose van het rotondetoerekes doen. Onze chauffeur sloot aan bij een andere bus die aan haren tweeden toer begon op een gigantische rotonde tussen autostrades. Alle bussen reden nog relatief dicht bijeen op da moment en al gauw waren er een stuk of zes-zeven bussen aan ’t rondkaren, hoe lollig is da. We zijn er als laatste bus terug afgereden, na toch wel nen toer of vijf-zes. Zie de balk links voor een filmke.

Tegen de laatste stop lagen er er meerdere mensen plat. Niet meer van vermoeidheid, maar van pure intoxicatie, pottendarm toegezopen. De “kurator”, den hoogste pief in een nation, hebben ze met twee moeten ondersteunen om er water in te kunnen gieten, want hij was niemeer wakker te krijgen. Verder lagen er hier en daar zatte patatten, op stoelen, maar ook in de gang of op de trappen. Tijdens de laatsten tussenstop zijn er ook twee in ’t gras gaan liggen die ze nadien min of meer terug op de bus moesten dragen. Der was ook ne kerel die ’s nacht in de bus had gekotste en daar hebben ze dan een lieke over gemaakt dat ze heel den dag (van een uur of vijf tot een uur of vier) hebben liggen lallen, extreem grappig. Vanvoor stond er sinds een uur of vier ene ureland in de micro te speechen die waarschijnlijk zijnen eigen naam niemeer wist, maar wel constant heel de bus plat kreeg van ’t lachen. Ik verstond af en toe een woord, want ik denk dat het amper Zweeds te noemen was. Maar alle vijf voet begon die da lieke te zingen en dan was heel de bus terug vertrokken, ongelooflijk lollig. “Erik Klar, Erik Klar, dat is onzen Erik Klar. As hem kotst op de bus, wordt het klotewalgelijk, dat is onzen Erik Klar.” Ongeveer zoiets. Tegen ’t einde van den dag had het zelfs een extra strofe, maar die verstond ik minder goed. Het ging over pissen op de vloer en dat ze hem een fles gingen geven ofzoiets, maar het ging nog altijd over onzen Erik Klar. Die jongen moet content geweest zijn dat hem mee was. Daar zijn ze hier nog wel een pak bedrevener in dan bij ons, parodieën op liekes maken. Elk studentenlied heeft hier een “drankversie”, voor zover het al niet over drinken ging natuurlijk, en voor zowat elk populair volkslied geldt hetzelfde. In de beide koren zingen we dan ook hoofdzakelijk die drankparodieën.
Maar ale, tegen een uur of vier kwamen alle bussen aan bij een meer, waar een bescheiden prijsuitreiking zou plaatsvinden en waar iedereen traditiegetrouw te water zou gaan. Erg teleurstellend, want alle voorgaande jaren was het eindpunt het stadspark geweest, mat een bad in den universiteitsfontein, maar dat hadden ze deze keer verboden. Ik heb dan maar geprofiteerd van de busrit naar huis en de prijsuitreiking en het meer gelaten voor wat het was. Achteraf gehoord dat het de moeite niet was en bovendien veel te koud. En achteraf, dat was maar een goei uur later, waarop die mannen nog een ferm stuk naar huis hebben moeten gaan, weinig aan gemist dus. Ik heb intussen de bus helpen uitladen en daar in ruil in de keuken nog een bord (in mijn geval drie) pastasalade voor gekregen. Dat deed goed want er was geen middageten voorzien en omdat het allemaal extreem hard was uitgelopen was ’t intussen al bijna vijf uur, dus dat ging er vlot in.

Alles bijeen wel een enorm chikke twee dagen geweest. Wat drank betreft kan ik zelfs nog eens gaan, ik had twee liter wodca-citroenlimonade mee waar nog de helft van over is (al chance, denk ik) en ik heb maar een van die “extreem straffe” (7 graden) pinten gedronken. (op 24 uur eh mennekes) Ik heb het dus enorm fatsoenlijk gehouden en daar ben ik eigenlijk content van. Ik zal ook wel bij de weinig zijn die echt nuchter gefietst hebben, ik had me gespaard vanaf een uur of 1 's nachts.

Voila, tot zover mijn tandemverhaal.

Met den buschauffeur voor zijn bolide
Van op den tandem zijn er helaas geen foto's.


Voor de rest gaan ik mijn experiment nen internationalen draai geven. Der heeft een zwemclub uit Kopenhagen toegezegd, we zijn nu nen datum aan ’t zoeken, waarschijnlijk wordt het volgende woensdag. De vragenlijst is bij een paar Deense kameraden van de intensieve week in Montpellier binnen voor een vertaling. Ik laat twee man een vertalig maken en geef dan beide exemplaren aan een derde persoon, die telkens de beste versie moet kiezen, of moet aanpassen. Dat is nodig, want ik versta uiteraard geen botten Deens, hoewel het redelijk hard op Zweeds trekt. Elke vertaler heeft Deens als moedertaal en krijgt de Engelse brontekst. De eerste twee vertalingen zijn al in orde, ’t is nu wachten op den eindredacteur en dan ben ik klaar voor een dagske experimenteren en hopelijk nog wat den toerist uithangen in Kopenhagen, waarover binnenkort meer nieuws.


Tot dan!



Uw Flandrien ter plaatse.

zondag 3 mei 2009

Beeldmateriaal

Omdat ik de laatsten tijd nogal serieus met mijn klak gesmeten heb naar de visuele kant van den blog zal ik hier eens een komplete fotoreportage doen. De lentecollectie is binnen:

De kathedraal in Lund ---------------------------------------------------------"... de wind ontvouwt de vane ..."


Dan volgen nu een dierenobservatiewedstrijd (wandeling met Annelies en Sofie) en enkele sfeerbeelden van den trektocht met kameraden meester Michel en dokter Cools

Zoek de bonte specht
















Zoek de drie weglopende herten

Zoek de zilverruggorilla
(erg schuw in deze tijd van het jaar)



















De sublimiteit van dit beeld was extreem moeilijk vat te leggen op de plaat, laat ons zeggen dat het deels gelukt is:


Twee Gotenburgse homies


Twee padden

Menhirveld: elke steen is een graf van ne viking.

Drie onnozelaars bij enkele Zweedse vlaggen in Gotenburg.



Runestenen bij een nagemaakt vikinggraf (19e eeuw) op de campus. Op de achtergrond de "AF-burcht", waar het overkoepelend orgaan van de studentenverenigingen zetelt.


Die universiteit dat is hier genen brol. Hier het rectoraat, het hoofdgebouw. Aan de overkant van het centrale park staat "de burcht" die ge hierboven kunt zien. Hoofdkwartier van de studenten en van de rector en zijn bende drijgend tegenover mekander.


Op ne sittning van Wermlands krijgde gewoonlijk ne random "tafelpartner" (altijd man-vrouw) toegewezen. Plezant want zo leerde wa volk kennen. Deze keer viel het mee :-)


Aan den toog in onze kelder mee een paar Wermlandsmaten.

Bij het trekken van deze foto heb ik gezegd: als ik daar geen bewijs van heb gaan ze mij nooit geloven in Leuven. Het voorgerecht van de sittning toen ik in de keuken stond.

En de afterparty, dezelfde nacht.


1 mei, concert voor de rector



Links de zangers, in 't midden (startbeeld) de studentenertegenwoordigers, voorop de speecher, rechts de rector en zijn maten.


Helaas gene klank, want daar draait het eigenlijk allemaal om natuurlijk.

"Vivat academia!"

Over "de laatsten april", 1 mei, en alle schoon tradities die daarmee samenhangen in Lund.
Over weken voor de nation en der deugd van hebben.
Over mijn thesis, want dat begint ook te bollen.


Heila mennekes!


Amai ’t is lente en den dezen is goe gezind zelle. Alle Zweden worden kompleet zot en wa kan ne mens dan beter doen dan meedoen.

Eergisteren was ’t hier “laatsten april” of “Valborg”, een groot feest waar ze hier al weken op voorhand van klapten. (al van eind februari eigenlijk) Het park zou vol studenten zitten en da was redelijk letterlijk te pakken. Het had veel weg van een festival, maar dan zonder muziek. Van ’s morgens negen uur druppelden de eersten binnen en de meerderheid zou daar pas ’s avonds terug vertrekken. ’s Avonds, dat is hier 5-6 uur, want dan begint het terug koud te worden. Overdag is ’t pertang redelijk warm, ge kunt echt niemeer mee en trui buitenkomen. En al weken lang elken dag zon, zonder uitzondering, prachtig. Ik zen precies zo content als een klein jong, met al die bloemekes en blaren aan de bomen enzo. En de vrouwen die der wa zomerser doorkomen, da zal er waarschijnlijk ook wel voor iets tussen zitten. Maar we dwalen af, we hadden het over de festival zonder muziek in ’t park. De meesten die daar heel den dag zaten hebben het daar uitgehouden op glazen boterhammen en wat koekskes voor degenen die zo fanatiek waren geweest om aan nutriënten te denken. Ik heb er zelf nie al te zot aan deelgenomen omwille van diverse redenen. Ten eerste ben ik nie zo zot van nen helen dag in de blakke zon te zitten, want uiteraard is er daar genen ene bij die het verstand heeft van in de schaduw te gaan zitten. Bovendien heb ik gene zonnecreme en korte broeken bij. Wie denkt daar in godsnaam aan als hem naar Scandinavië vertrekt, maar jawel, dat is hier serieus nodig. En tenslotte zat ik nog mee een deadline van ne paper. Ik had hem nochtans af voor de laatsten april, zjust om in ’t park te kunnen gaan leeglopen zoals iedereen, maar ik heb in de voormiddag besloten om hem toch nog eens aan een goei herlezing te onderwerpen en heb dan ineens ook maar wat data van mijn experiment ingegeven. Daarover sebiet meer.
Wel nog rap efkes benadrukken dat dit mogelijk den eerste keer in mijn educatieve loopbaan is dat ik de studies boven een beetje loosdoenerij verkies. Ik zou meneigen een spiejekmedellie moeten geven. (iets wat ze hier bijzonder grappig vinden, maar dat zal wel overal buiten de Kempen zijn waarschijnlijk)

Eigenlijk was mijn afzijdige houding ook wel bedoeld om nie kompleet scheef aan te komen op ’t concert da we mee ’t koor zouden geven. Want de meerderheid van de mensen die uit het park kwamen waren niet echt meer bekwaam om nog … ja, hoe zal ik het zeggen, bekwaam voor niks nemeer gewoon. Gelijk pinguins opeengepakt met tienduuzend op ne lap grond, allemaal schijtezat. Verder stonden er alleen dranghekkens om de studenten uit de bloemperken en de vijver te houden en uiteraard massa’s WC’s. Het zou zweden nie zijn als ik nie voor den eerste keer in mijn leven nen dixie voor rolstoelmannen had gezien. Ze zijn daar echt goe in, in dat zorgzaam zijn.

Om toch nie kompleet van dit prachtige gebruik verstoken te blijven (ik zijn toch een braaf bazeke eh, als ge ’t zo leest allemaal) heb ik er een observerende wandeling van gemaakt en ben dan efkes blijven plakken bij de mensen van Wermlands. Nie lang, want ik ben daar tegen een uur of drie eens gaan toeristen en tegen een uur of 4 begon iedereen al stilaan af te druipen, degenen die nog konden toch, om zich klaar te maken voor ’t bal.

Op dat bal moesten wij dus zingen met het koor, zoals gezegd. Tegen acht uur stonden we klaar om alles nog eens duchtig te repeteren, tegen een uur of negen zullen we gezongen hebben, ik weet dat allemaal nie zjust. Prachtig gewoon. Da bal overtrof volgens mij los de zotste bals in Leuven. De locatie was het “Grand Hotel” in Lund, iet poepchik waar ik anders als studentje waarschijnlijk nog nie in de buurt mag komen. Er stond ne limo voor de deur (stond belachelijk lang stil, dus duidelijk om te stoefen, uiteraard) en de prijs voor deelname lag ergens in de 90 euro. Dat eten moet dan ook wel voortreffelijk geweest zijn. Als ge ziet dat ze hier het gemiddelde trouwfeest al evenaren op het plaatselijke equivalent van onze cantussen behoeft dat weinig uitleg. (de hoeveelheid is echter nie om van te stoefen, maar dat hoort natuurlijk allemaal bij die chikdoenerij)
Goed, maar we waren daar dus om te zingen. Tegen dat het tijd is doet een of anderen bediende ons geleide naar de feestzaal. Prachtig gekleed in pitteleer en met een soort band in de kleuren van de nation, sterk gelijkend op ons seniorslint, maar breder, indrukwekkender en stijlvoller. We verzamelden, in de zjuste volgorde om het podiummeke op te gaan, voor de enorme, wit met gouden deuren. Nog nen andere kwiet in een pinguinskostum draaide dan met floeren handschoenekes de vergulden deurknop om en opende de deur, hoewel dat een zwaar understatement is. (kent er iemand een schoon Nederlands woord voor understatement?) Wat toen gebeurde was te vergelijken met de Maximus die het Circus Maximus binnenstapt in “The Gladiator”, of onze vrienden Jack en madame Bukater De Wit (Rose) die de balzaal betreden in “Titanic”. Een schit-te-rende zaal, vol met prachtig geklede mensen en tegen elke muur een stuk of twee pinguins met nen brede roden band over de schouder, die daar op hoogst plechtige wijze zo wat onbeweeglijk chik stonden te zijn. Die moesten zorgen dat alles zowat naar wens was, neem ik aan. We wandelden in twee rijen, elk langs een kant van de eretafel in het midden van de zaal, met de hoogste gasten, en werden daarbij aangegaapt door de schoonst geklede studenten en een handvol ouw zakken, allemaal in strak kostum of balkleed en allemaal met een onsterfelijk belachelijk potske op hunne kop. Gieren, dat was zjust een soort BH, die mannen hadden dat, naar Wermlandstraditie, met hun servet gevouwen. (zo’n grote echte, geen papiere servetteke gelijk bij de kebap)
Daar dan wat staan zingen en intussen goed rondgeloerd want dat was echt de moeite om te zien. Het galabal van de psychologen was er een echt kermisbal tegen. Ons laatste lied was het volkslied van Värmland, en bijgevolg ook een soort van “clublied” voor de Wermlandsmannen. (nieuwe, respectievelijk oude spelling, spreek beide uit met een e en iets dat het midden houdt tussen de V en de W) Tijdens dat prachtige, plechtige lied stonden al degenen die in Värmland geboren zijn recht, stilaan gevolgd door de rest van de aanwezigen, rustig, een voor een, tot heel die zaal met het hand op het hard rechtstond, als een soort apotheose. Weer iet heel stoem, maar een van de fermste momenten da’k hier al heb meegemaakt. Heel goei concert geweest.

Daarna gingen we met goed de helft van ’t koor op “tussenfeest”, bij enen op kot in de keuken. Dat was in een soort peda, ongelooflijk gezellig gebouwd: twee gebogen gebouwen die vlak bij elkaar stonden en daarom “de haakskes” heten. Tussenin een prachtig, ovaal grasveld, door de “laatste aprilviering” kompleet vol rommel en de laatste zatte studenten, de rest was intussen binnen aan ’t feesten. Ongelooflijk, alles en iedereen was daar nog kompleet uit den haak aan ’t gaan, nie gewoon, echt een heel studentendorp dat aan ’t vieren was. Het had, samen met de naburige studentenblokken, iets weg van de Cité in Leuven, collectief zwaar op de lappen aan ’t gaan.
Wij in de keuken van den Eskil (er moet altijd iemand gekloot zijn natuurlijk) de twee bakken gaan opkuisen die we van Wermlands hadden gekregen, intussen nog vrolijk aan ’t zingen, uiteraard. Tegen twaalf uur waren we dan welkom op ’t bal, om als tweederangsburgers te komen meedoen, nadat de chikke start zowat over was. Dat is hier ook een gewoonte, ge kunt na twaalf uur altijd aansluiten op de chikke bals tegen een soort ziekenkasprijske, toch nog 100 kronen, oftewel tien euro. Weer met live orkest enzo, de moeite. Vanzelfsprekend dus nog ne plezanten avond geweest, enkele danskes meegepikt enzo natuurlijk. We hebben dat dan, van een contrast gesproken, afgesloten in den Burger King (ik eet nog altijd geen sponzen, voor de duidelijkheid, ik heb daar niks gepakt) terwijl de meer gegoede gasten op de afterparty (de sexa, zie twee blogentries geleden) nog stevig verder uit de bol gingen. In die Burger King hadden de flikken de handen vol met vies loeren naar studenten die niet meer van de grond geraakten of die in slaap gevallen waren op tafel, maar de fut was er precies wat uit want ze deden nie vele meer dan af en toe eens iets zeggen. De doordringend aanwezige geur van verse kots paste voortreffelijk bij mijn beeld van Burger King en andere restauranten van dat slag. Terwijl de rest zich gezwind de obesiteit invrat had ik de grootste moeite van de wereld om mijne lach in te houden bij het verhaal van mijne kameraad Jan, heerlijk plat uit te spreken met de typisch Kempische, oa gelijk in Peir Oan. Meneer was mij aan ’t vragen of hij een bepaalde vegetarische keet een proces zou aandoen omdat hij zich gediscrimineerd voelde omdat ze geen vleesalternatief hadden. Hij is namelijk allergisch voor de meeste groenten en in Zweden liggen zo’n dings gevoelig. Ik heb zo wat advocaat van den duivel gespeeld om de discussie op gang te houden, maar probeert u daar eens serieus bij te houden man. Ik hoop dat hem zelf nie al te serieus was. Ik vond deze casus echt wel minstens even geniaal als belachelijk, gieren dus.


Den eerste mei, ook hier wandelen ze dan met rooi vodden door de straat, om vervolgens stenen op hunne kop te krijgen van een handvol belachelijke tegenbetogers. Ale ja, stenen nu nie, ze houden het hier een beetje rustiger dan in Leuven. Daar heb ik mijn aandacht nie aan verspeeld.
In de voormiddag was er een concert van een bende bietekwieten eerste klas, allemaal in witte frakken vol badgekes en medailles en – voor de gelegenheid? – ook kwistig gedecoreerd met alles wat er min of meer rood uitzag. Geweldig studentenfanfareke. Echt een bende onnozelaars bijeen, dikke sfeer. Die mannen bleven niet schoon in de houding staan tijdens hun liekes maar begonnen af en toe kompleet door elkaar te lopen, dansend te spelen, sommigen zelfs door ’t publiek te wandelen, geweldig. Daar liepen ook wat majoretten tussen die nu en dan eens een cheerleaderachtige constructie neerzetten maar vooral dikwijls hunne stok lieten vallen. Het stak duidelijk allemaal nie zo nauw bij die mannen.
Om 12 uur gaf LSS – Lunds studentsångare, Lunds Studentenzangers – een concert voor de rector. Die gast stond fier op de trapkes van zijn rectoraat, een waar kasteel, geflankeerd door een handvol andere academische piefen, dat koor te aanschouwen. Alle studenten en officiëlen, zelfs de rector, hadden een typisch Zweeds, wit studentenklakske op, heel lollig om te zien. Heel protserig en officieel allemaal, mass’s vlaggen, brede linten, … Een soort studentenvertegewoordiger sprak de rector toe, plechtig, door de micro en op een goei tien meter afstand van meneer zelf. Daarna een lied van ’t koor en vervolgens een retorisch antwoord van de rector. Lollig allemaal. Op ’t einde van elke speech riep elke redenaar “Vivat academia!” (en de student ook nog: vivat rector magnificus!”), waarop de menigte, met het studentenpotske omhoog, enthousiast antwoordde: “Hura! Hura! Hura!” Fantastisch, waar is de passie in het Vlaamse studentenleven. Nog wa liekes en de studentenzangers waren terug de pist in.
In de namiddag, na nog eens een optreden van die halvewappenfanfare, dan het jaarlijks hoogtepunt van het Zweeds studentenlied. Op de trapkes van het rectoraat hadden dezelfde LSS zangers zich verzameld voor hun concert, een eeuwenoude traditie die tegenwoordig ook live op televies komt. Voor de gelegenheid waren ook alle ex-studenten uitgenodigd, die stonden daar met zeker honderd man op de trappen, allemaal met dat wit potske op. De grote meerderheid zag er al nie al te jong nemeer uit. Maar zingen, ’t had gene naam. Uitstekend gewoon.

Gisterenmorgen ben ik nog eens gaan werken in de nation. Deze keer in een soort brooikesbar, het equivalent van de brooikes in ons Alma’s, maar dan door de studenten georganiseerd, elke zaterdag in onze kelder. Groenten snijden, brood bakken (jawel, alles zelf) cake maken, plezant werk. Tegen de middag dan brooikes smeren en verkopen en dat blijkt allemaal al te gaan in ’t Zweeds, da’s echt plezant.

Bleek dat ze ’s avonds nog volk nodig hadden in de keuken tijdens een sittning. Dat wilde ik al lang eens doen dus ik heb mijn kans gepakt. Onder ’t werken werd er voortdurend kwistig met “Aqua Tini” gesmeten, zoals de naam al doet vermoeden was ‘t een walgelijk goor goedje. Vijf procent, dus pintgewijs, maar jonge, boecht van den Aldi, da kunde nie geloven. De gemiddelde dertienjarige breezerslet zou er content mee zijn. Water en Martini, hoe laag kunde vallen. Na een uur of drie had ik toch de ballen (en eigenlijk vooral de dorst) om te vragen of we als werkers ook nie gewoon een pint konden krijgen in plaats van deze gortigen brol. Toen kwam het boven, bleek dat ze nog een paar bakken Aqua Tini over de vervaldatum hadden staan en dat die op moesten. En die konden ze natuurlijk niemeer verkopen. Mijn vermoeden werd alleen maar bevestigd, dat dink was puur vergif, en da lag nie alleen aan de vervaldatum. Maar ja, vanaf dan wist ik dat het voor ’t goei doel was, en een man kent zijn plichten, dus zag ik mij genoodzaakt om mij vol overgave op deze nieuwe uitdaging te storten.

Ondertussen klonk het geregeld “En för alla, alla för en!”, dan dronk de serveerploeg samen een pint (ale ja, nen Aqua Tini), in de ruimte neffe de keuken. Dat was al zeker ne keer of tien gebeurd, die mannen waren dus ook al stilaan vrolijk. Hoewel dat van den andere kant ook nie zo veel betekent, want 90 procent van de Leuvense studenten die dit leest zal nu zeker tien ad fundums vermoeden, hetgeen niet geheel terecht is. Helemaal niet, eigenlijk. De mannen toosten meer vool de zjol. Een beetje zoals ne cantus voorzitten, het mag al is zot zijn, maar het moet voor te lachen blijven. Desalniettemin was de (hoofdzakelijk mannelijke) serveerploeg tamelijk vrolijk en bij het traditionele lieke “Nu zal de keuken een lieke voor ons zingen – Of strippen!” (vertaling van de auteur) trokken de mannen ook zonder veel twijfel hun hemd uit, hetgeen we konden opmaken uit het feit dat we ineens een vijftigtal losgeslagen vrouwen gelijk zot hoorden krijsen tot in de keuken. Het was ne ladies only sittning. Uiteindelijk is dat twee keren gebeurd en toen een van de twee vrouwelijke serveersters roepend de keuken binnen liep (“Waaaaaaaaaaaaaa, de Martin heeft zijn broek uitgedaan!”) wisten wij in onze culinairen bunker ook dat het hek van de oestrogene dam was. Ale ja, ’t is plezant geweest, ook vanuit het perspectief van de keuken. Ik heb hier al dikwijls voor de nation gewerkt, maar nog nooit zo hard als vandaag (ook als ge alleen den avond beziet) en ’t was pertang de meest lonenden avond. Meer van da.
Uiteindelijk hebben we dan toch – godzijdank – afgesloten met een goei pint. Ale ja, een goei, iets Tsjechisch, zowaar uit Plzen, waar het woord pils van afgeleid is, en best nog zel te pruimen.


Ik wil ook nog kort efkes kwijt dat de menu's niet bepaald van het stoofvlees-mee-fritkaliber zijn. In tegendeel, het gemiddeld Vlaams trouwfeest is er ne schralen wafelenbak tegen. Bij wijze van intermezzo anders misschien toch efkes een kort menuke geven:

Aperitief
Martini met nog zoiets vies met aardbeien
Stukskes Frans brood met verse zalmsalade

Voorgerecht
Asperges (2) met garnalen (2), kaviaar (nen eetlepel) en een looksausje (per man in een klein potteke

Hoofdgerecht
Gebraad met rode wijnsaus
Puree
Gestoofde champignons

Nagerecht
Da’k het zelfs nie weet, een soort tiramisu mee chocolat op.


Er was geen dessertenbuffet of een apotheose van verschillende dessertjes, zoals dat dan zo walgelijk hoort te heten. Al goed ook want wie moet dat allemaal maken natuurlijk. Maar er was wel koffie van de verniet, astemblief.


Tegen ’t einde was ‘t in de keuken, mede dankzij de karrevrachten Aqua Tini, ook stilaan plezanter. Na ettelijke uren serieus (horeca)werk mochten we dan stilaan ons schup afkuisen. Om volledig los te gaan op den dansvloer, tussen al die zotte vrouwen, dacht ik uiteraard. Ik stond feitelijk al lang op punt om volledig te geven op 90’s hits, ik had van zottigheid (met een O, beste lezer) al een wijnglas op de grond gesmeten onder den afwas. Maar helaas, de Zweedse traditie vereist da ge eerst gaat “tussenfeesten”. En integratie, dat vraagt zijn tol, dus welle naar de zogenaamde “bovenkelder”, een gelijkvloerse ruimte waar er een obscuur feestje plaatshad voor de werkende mensen. Eens goe geten van al de lekker dings die we de voorbije zes uur voor Per en alleman behalve onszelf hadden klaargemaakt, om ons klaar te stomen voor ’t echte werk op den dansvloer. Daar vroegen ze ook nog eens zeven euro (70 kronen) de man voor, om nog iet te drinken te kopen, “kwestie van nie te duur in de pinten te moeten vliegen in de kelder”. Integratiegewijs voelde ik mij uiteraard moreel verplicht om daar aan deel te nemen. Dat heeft uiteindelijk toch nog een dik uur geduurd, dat we daar culinair zaten te communifeesten op een privekamerke, maar dan zijn we uiteindelijk toch de kelder ingedoken. Zot geven op belachelijke dansplaten, wat is er plezanter. En dat tussen een Ladies Night publiek natuurlijk, ’t was gezellig. Nadien nog op een afterparty verzeild geraakt, tweede keer intussen. dat is eigenlijk gewoon wat zitten leeghangen op een of andere pineut zijn kot (want die moet dat de volgenden dag ook opkuisen natuurlijk). Toch wel gezellig, en ge leert er wa Zweeds van. ’t Was plezant. Volgens een onnozel boekske voor erasmussers "is het moeilijk om met Zweden bevriend te raken" omdat ze erg gesloten zijn, dus dat begint er hier stilaan op te trekken allemaal. Op dat feestje dook ineens ook den overschot van de pinten van de kookploeg (die zeven euro) terug op en zo hebben we ’t daar dan nog een uur of twee getrokken. Arige mannen zelle, met al dat voor- en nagefeest zitten die meestal ongeveer twee uur op het eigenlijke feest en vier uur op al de rest.


We mogen tenslotte ook nie vergeten da’k hier eigenlijk voor ’t school zit. Ik heb de voorbije twee weken twee experimenten gedaan in de lokale zwemclub. Zwemmers op nationaal niveau, want om het wat geloofwaardig te maken moet ik “eliteatleten” hebben als proefpersonen. Zal ik het efkes kort (en vulgariserend) uitleggen anders? We denken (we, dat ben ik alleen, maar dat moet zo in de wetenschap) dat die zwemmers onder hun capaciteiten zullen zwemmen als ze in groep zwemmen: een vier maal vijftig meter aflossingswedstrijd. Daarvoor heb ik dus individuele prestaties gemeten en groepsprestaties. Om nog wat meer te knutselen laat ik de mannen ook ene keer in groep zwemmen zonder dat hun individuele tijd wordt gemeten, en ene keer met individuele tijd. In werkelijkheid wordt die individuele tijd echter altijd gemeten (door twee coaches), anders heb ik niks om te vergelijken natuurlijk. Ik speel dus eigenlijk een beetje met de mannen hun voeten. “We” verwachten nu dat de prestatie in groep slechter gaat zijn dan wat ze kunnen als ze het alleen doen, omdat ze het wat van de rest laten afhangen, terwijl die groepsprestatie even goed of misschien zelfs beter gaat zijn als ze hun individuele tijd te horen krijgen, omdat dat motiverender is en vooral ook omda ge wilt presteren in de ogen van uw eammaten. Of hoe ge door puur psychologische trukken topsportprestaties kunt beïnvloeden.

Ik heb dat natuurlijk niet allemaal zelf verzonnen, dat is allemaal al meermaals gedaan in verschillende sporten, maar mijn specifiek doel is om ne vragenlijst over de perceptie van dat fenomeen (slechter presteren in groep) te valideren, tunen of afschieten. Die vragenlijst is van Høigaard, ne Noorse prof waar ik in september van dit academiejaar nog met een pint mee op ’t terras van de Spuye ben verzeild geraakt, na een lezing. Ik ben nog wat creatief met die mens zijne vragenlijst geweest maar ik zal daar maar niet te diep op in gaan. Degenen die dat zjust willen weten moeten mijn thesis maar eens lezen. In alle geval, volgende week zal 't data analyseren zijn en dan begint het grote schrijfwerk.


Harej, als ge dees helemaal hebt uitgelezen, maakt dan da ge nu onmiddellijk buiten zit want het is prachtig weer.


Hura! Hura! Hura!


Lommelen