woensdag 18 maart 2009

Smörgåstårta på årsmöten

Het weer is hier stilaan beter aan ’t worden. Vorige week heeft het nog eens nen dag gesneeuwd, maar ’t is hier stilaan constant boven de nul. Sneeuw in februari was voor de mannen blijkbaar ook heel uitzonderlijk, dus in maart dat was al helemaal te zot.

Ale, bij deze nog eens een overzicht van het soort sociale activiteiten waar ik hier de laatste twee weken mee bezig ben geweest.


Het zangkoor

Intussen zit ik in twee koren. Dat van onze nation heet Gudrunskören: het Gudrunskoor. Ik ben ook eens gaan toeristen bij het Förenade Nationsmanskören. Vertaald is dat ongeveer “het Verenigde Nationsmannenkoor”. Een mannenkoor dus, met volk van alle nations. De standaarden liggen er iets hoger dan in ons Gudrunskören en ze moeten mijn stem nog testen om me een partij toe te wijzen, maar ik denk dat dat wel in orde komt. Die mannen maken trouwens reclame voor nieuwe zangers met een affiche waarop staat: “FN-koor zoekt nieuwe venten voor liederen en bier”. En dat in combinatie met foto’s van studenten in pitteleer, straffe dings ziede hier. Dees mannen repeteren donderdag en na de repetitie zijn we, uiteraard, in de pub blijven plakken om verder liekes te zingen. Het was trouwens dezelfde pub als waar ik met Gudrunkören al een paar keren ben geweest, we zaten aan dezelfde grote tafel, het enige verschil was dat ze in ’t mannenkoor halve liters drinken in plaats van de 15-centiliterkes bij het gemengd koor. En dat een mannenkoor precies toch net dat ietske beter klinkt, al ben ik daar nog nie helemaal uit. Misschien is ’t gewoon de hogere standaard van dees koor.


Het bal

Overlaatst een bal meegemaakt. En een bal, dat is hier nog echt een bal. Alle venten in pinguin, alle vrouwen in galakleed, en anders komde der nie in. Het was van Kalmar nation, en wij gingen daar zingen met het koor, in de inkomhal, ter verwelkoming van de gasten. In ruil kregen we gratis inkom op da bal. Het was het “storaste kropkakan” bal, wat zoiets betekent als “grootste kropcake”-bal. Kropcake bleek een soort gerecht te zijn van patatten met vlees, tot nen bol geprakt en gekookt, typisch voor Kalmar, om de twee jaar.
Nu hadde ze mij wel gezegd dat de dresscode “donker kostum” was. Ik had dat goed opegvolgd, maar ze waren er vergeten bij te zeggen dat “donker kostum” hier een uitdrukking is. Donker kostum is maar 1 van de vereisten, ge moet ook een wit hemd aan hebben en een witte of zwarte plastron of strik. Ik had nog gevraagd of het een ramp was als ik gene plastron vond en ze hadden gezegd dat dat nie erg was. Amai, daar had ik toch spijt van. Ik ston daar op mijn adidaskes, in een kostum uit de kringloopwinkeld, zonder plastron, met een groen hemd en tot overmaat van ramp met een blauwe kaft voor mijn liederen terwijl heel het koor een zwarte bij had. Jaja, imigrant zijn, dat kan tegenvallen. Gelukkig heeft daar niemand van gereclameerd en kon ik mij tijdens het optreden op de achterste rij zetten. Tijdens het bal zelf was dat dan ook al een pak minder erg, had ik den indruk. ’t Zijn vooral de sittnings die wa fatsoenlijk moeten zijn.

Er blijkt één uitzondering op die kledingcode te bestaan: folkloristische kledij uit uw streek. En inderdaad, heel den avond heb ik ene kerel in een soort pon gezien en ene in ne kilt. Had ik dat geweten … Ik ben al aan ’t denken geweest hoe ik mij kan verkleden en dan iets uit mijn botten shudden over folklore enzo, maar de middelen zijn nogal beperkt als ge ergens met 1 rugzakske aankomt.

Wat ook geweldig is om te zien zijn de medailles. Het is hier doodnormaal om als student met een klets medailles op uwe pitteleer te paraderen. Na wat rondvragen bleek dat ge die kunt kopen als ge deelneemt aan bepaalde activiteiten. Maar het strafste was toch de kropkaka, een soort medaille die eruit zag als een houten babybelleke aan een lint rond uwe nek. Ge had linten in drie kleuren, elke kleur stond voor een graad. Tijdens elke kropkaka sittning, om de twee jaar, konde een graad promoveren. Er bestonden drie formaten van schijven en drie kleuren linten, dus ge moest zestien jaar lang naar die sittnings gaan om den hoogste graad te behalen. De mannen die dat gedaan hadden liepen dan ook echt met een soort ronde snijplank aan een lint rond hunnen nek. Geweldig lollig om te zien.

Zo’n bal is op zich ook weer een heel belevenis. Om te beginnen was dat echt wel een groot bal, in een prachtig gebouw, het plaatselijk equivalent van onze universiteitshallen. Heel den avond lang was er live muziek. Of toch tot een uur of vijf, tot het grootste vok zo wa door was. En wa voor, big band, prachtig. Van die jaren veertig nummers, echt zalig. Ik kan natuurlijk niks van al dat soort dansen, tango’s, foxtrots, polka’s, maar dankzij mijn stage in Ecuador, een echt trainingskamp in dat opzicht, krijg ik dat nogal goed opgevangen met latinopaskes. Aangezien de meeste vrouwen die dansen ook nie konden kwam da dus goe uit, want ik heb intussen ontdekt da ge de basis van cumbia en salsa op zowat alles kunt doen, en der nog mee weg komt ook nog. ‘k Heb zelfs complimenten gekregen over mijn danskunsten.


De sexa

En dan zo rond een uur of drie valt de muziek stil, pakt de big band haar bullen bijeen en stormt heel de zaal richting een andere zaal. Sexa! Dat is hier een traditie om nog ne stevige snack te nuttigen, nog eens goe te drinken en der vervolgens voor nog een paar uur in te vliegen. In nog een andere zaal was intussen een rock liveband begonnen en daar werd de sfeer wa zotter. In de sexa was ook een pint en ne schnaps per man inbegrepen, maar degenen die dat uitdeelden hadden er zelf duidelijk ook nogal stevig aan gezeten en wij zijn allemaal met gemiddeld twee pinten en twee schnapsen de man de zaal binnen gegaan. Ik had nog eens dubbel chance want door een administratief foutje hadden mij nie alleen mijn bal, maar ook de sexa terugbetaald omda’k in ’t koor zong. Da betekende dus geen inkomticketteke voor de sexa. Maar een uitgestreken gezicht en de magische woorden “Ik zit in ’t koor” deden wonderen. (wat op zich al op niks sloeg omda’k geen groen hemd aan had) Een paar internationaal maten die allemaal wel een bonneke hadden en vlak na mij kwamen, moesten vijf minuten wachten tot er ne verantwoordelijke ter plaatse was, omdat de mannen een ander kleur ticketteke hadden. Rare jongens, die Zweden.
Na die snack, een vettige panmaaltijd met gebakken brood en spekskes, heeft het daar nog een uur of twee geduurd. Tegen half zeven zat ik in mijnen tram. Jaja, ze kunnen er iet van.


De sittning

Voor dat bal was er trouwens nen internationale sittning. Die waar ik met Cecilia (Cila) mee liekes voor aan ’t zoeken geweest was. Een verrassing toen ik binnen kwam, toch wel. Ik zat met de Géremy, ne Franse maat, aan weerszijden van Cila, aan ’t hoofd van de tafel. Ge kunt het al raden, wij moesten mee helpen voorzingen. Maar de Géremy bleek nie zone liekeskenner (wat ook wel te verwachten is voor ne Frans als de lijst vooral op Engels gericht is) en ’t is er dus op uitgedraaid dat ik met Cila die sittning heb voorgezeten. Een van de hoogtepunten was clementine achterstevoren zingen, in Leuven ben ik dat kotsmuug, maar hier werd de corona wild. Geweldig.

De Josef, nen Tsjech van ’t koor en doctorandus in de insectologie (sommige mensen doen echt NIKS met hun leven eh), is ook zowa geobsedeerd door studentenliederen, vooral Latijnse dan. We hebben al afgesproken da wij regelmatig eens ne sittning gaan doen, om wa meer liederen van hier te leren. Deze vrijdag is ’t zo ver. We hebben intussen in de mot hoe ge hier op sittnings van andere nations binnen geraakt, dus het hek is van de dam.
We gaan ook eens zelf een sittning organiseren, want zo werkt dat hier, ge “boekt” uw eigen cantussen, nodigt wa maten uit en eet gezellig terwijl ge regelmatig een lied zingt. Met de connecties in ’t koor gaat da zeker plezant worden.


De scouts

Op de scouts zijn we intussen ook weer twee vergaderingen verder. Een dervan was ik kompleet vergeten: kut. Ik was die dag druk dingen aan ’t regelen voor mijn kot, onderhandelen met de kotbaas over opzeggingsvoorwaarden en intussen regelen da’k op een ander mocht gaan tekenen. Binnenkort meer daarover.
Nu zit de routine der wa beter in en vorige week was ’t patrouillevergadering. Da’s hier een prachtig systeem: een op twee vergaderingen is patrouillevergadering, voorbereid door de patrouilleleider. De leiding zit daar dus eigenlijk twee uur lang voor spek en bonen bij. Ideaal voor mij, want zo kon ik twee uur op mijn eigen tempo Zweeds oefenen met Boel, mijn medeleidster. (spreek uit: “boewel”, ongeveer zoals het Mol dialect voor boot, maar met een L) Ze moest wel, want de leiding zit dan apart in ’t leidingslokaal, terwijl de mannen in hun patrouillehoeken zitten: zelf ingerichte kleine kottekes in ’t lokaal.


De smörgåstårta

De zondag was ’t dan “jaarvergadering”. Da’s blijkbaar de groepsraad, en dat doen de mannen ene keer in ’t jaar, kunde da geloven? Op een dik uur was da geflikt. Daarna stonden er ineens drie gigantische biscuits en een vlaai klaar. ’t Is te zeggen, het zag eruit als biscuit, maar het bleek te bestaan uit lagen brood en overwegend brol als mayonaise, mosterd en nog van dat fraais. Dat was dan belegd met zalme en garnalen (cake 1), pate en rosbief (cake 2) en kaas (cake 3). Eigenlijk is dit een overzicht van de dingen die ik herkende, want er zat nog een heel kwats meer dingen in die ge nooit samen zou willen steken in een gerecht, om nog maar te zwijgen van dat op te eten, maar het was eigenlijk nog nie zo slecht. Alleen nogal extreem vettig. Smörgåstårta noemen de mannen het, echt typisch Zweeds. Sandwichvlaai zou een goei vertaling kunnen zijn, als ge onder sandwich van die driehoekkige witte boterhammekes zonder korst verstaat, maar echt vertaalbaar is ’t nie, want wij kennen het nie. (titel van dit verslag: “smörgåstårta op de jaarvergadering”) De uistspraak van dat woord geeft al nie drekt ne smakelijken indruk: “smuirgoostowerta” ofzoiet.
Conclusie: voor de gastronomie moete ge ook al nie naar Zweden komen.

Op ’t einde bleek er nog enorm veel over te zijn en was ik zo “gelukkig” om zo’n halve smörgåstårta mee naar huis te krijgen. Eigenlijk was ik daar wel content mee, maar het probleem is da ge da nooit allemaal alleen kunt opeten omdat dat te zwaar en te vettig is en al mijn kotgenoten zijn er vies van. Alleen de Zweden die hier nu en dan eens over de vloer komen willen er mee mij wel eens een stukske van eten.
Zo heb ik gisteren met Anna, een van de Zweedse en Franse oefening, nog een ferm stuk gegeten. De rest kon nie komen, dus na drie dagen zit ik nog altijd met overschot van die brol.

Maar goe, de scouts. Ik had na de eerste vergadering al direct in de mot dat er ne kano naast het lokaal lag. Ikke dus eens geïnformeerd en nu blijkt dat ze op een ander nog een paar kano’s hebben liggen. Binnnekort gaan we dus ne kanotrektocht doen. Ole!


Het Zweeds

Het Zweeds begint ineens stilaan van de grond te komen. Vooral in klapkes op ’t koor en in de cafe nadien begin ik te voelen da’k wa taalgevoel begin op te doen. Da’s echt een nieuwe fase en da’s goe. Ik begin me bekwaam te voelen om uitleg te vragen in ’t Zweeds en wat dingen te zeggen in ’t Zweeds. En de meeste Zweden krijgen stilaan in de mot dat ik het echt wel wil leren en beginnen mij ook in ’t Zweeds aan te spreken, vooral dat is ne grote stap voorwaarts. Positieve vooruitzichten dus. Alleen nog wa meer studeren, want da schiet er schandalig hard over voor de moment.

‘k Begin hier stilaan een strak avondschema te krijgen. Elke maandag Gudrunskoor met pub, elken dinsdag Frans en Zweeds oefenen met een groepke maten, elke woensdag scouts, elken donderdag FN-koor en de volgende twee vrijdagen heb ik telkens een sittning gepland. En da zal in de toekomst alleen maar meer gaan gebeuren denk ik, met de Josef en misschien nog wat ander volk van ’t koor. Da begint er dus op te trekken. Als ik in ’t weekend nog energie over heb ga ik eens tappen bij de nation en dan schiet er dus nog enen avond per week over om iet mat de mannen van ’t kot te doen. Perfect!


Het einde

Goed, tot zover. De balle!


En de groeten aan 6 handel van ’t Salus Nostra want ik heb gehoord dat die dezen blog als inspiratie gebruiken om den blog van hun minionderneming te beginnen, hoe lollig is da. Succes mannen!

maandag 2 maart 2009

Doe mar is zot!

Op Erasmus moogde al eens zot doen. (nog zotter als gewoonlijk, ja) Ik heb lang nagedacht over hoe ik dit kan vertellen zonder mijn imago al te veel te schaden, maar er is geen goei manier. Ons moe zal alvast fier op mij zijn: ik zit in ’t zangkoor. Dat en nog wat faits divers in dit verslag.




Uw cultuurverkenner ter plaatse heeft zich deze week op de Zweedse liederschat gestort. Cantusverslaafd als ik ben besloot ik om eens bij ons studentenkoor te gaan rondneuzen. Dat is hier blijkbaar niet alleen voor wittezokkendragers, maar ook voor de iets minder excentrieke student. Ik durf zelfs bijna het woord normaal gebruiken. Er zijn hier toch wel een tien- tot vijftiental studentenkoren. In Leuven zijn er een stuk of twee. (denk ik: Picanto en het LUK)
Toch enigszins onzeker raapte ik al mijn ballen bijeen en stapte maandagavond de kelder van Wermlands Nation binnen, om eens “te gaan zien” naar de repetitie. Nadenkend over welk lied ik zou zingen als ze mijn zangstem zouden beoordelen had ik het Io vivat gekozen, hoogstwaarschijnlijk het lied dat ik tot nu toe veruit het meest gezongen heb in mijn leven. Maar zo ver kwam het niet, misschien al goe, na een kort klapke met de dirigente werd ik vriendelijk uitgenodigd om plaats te nemen bij de bassen. Bijna de helft van dat koor bestond toch wel uit venten. En ik dacht nog dat het de perfecte manier zou zijn om veel vrouwen te leren kennen, toch niet helemaal dus. (deze laatste zin past in mijn strategie om de schade aan mijn imago te beperken)
In ieder geval, ik maak kennis met de mannen, zet mij en een onmiddellijk bekruipt mij het gevoel van de repetities van de harmonie waar ik enkele jaren trompet bij gespeeld heb. Tot ik een paar tanden verloor door frontaal op mijn bakkes te gaan, maar dat is een ander verhaal. Gezellig, er was zelfs een pauze met koffie en koekskes. Die Zweden toch, er moet echt overal eten bij.
Studentenliederen waren het vooral, maar dan echt wel in zesentwintig stemmen enzo, een heel contrast met vijftig zatte Vlamingen. (Hoewel die laatste soms in meer dan zesentwintig stemmen zingen.) En jawel, toen ik zei dat ik van België was kreeg ik direct de vraag: “Dan kende gij het Gaudeamus Igitur!”. Amai nog nie, het gaudeamus in vier stemmen, ge kunt nie geloven hoe schoon dat is. “De brevitate Vitae,” “over de kortheid van het leven,” was het getiteld, in tegenstelling tot in onze codex.

Een impressie van hoe subliem dit schitterende lied klinkt in vier stemmen:




Na de repetitie zijn we er nog ene gaan drinken met een iets selecter gezelschap. In een “pub”, en dan blijkt dat het hier eigenlijk helemaal nie zo strontduur is als iedereen eigenlijk denkt. Als ge bier per meter bestelt kost elke pint 20 kronen, bijna 2 euro. Het zijn dan wel pinten van ne centiliter of 15-20, ik weet het nie. Maar te doen dus, en mijne gebuur, de Mons, heeft daar een ferm schotel besteld met vanalles erop en eraan en dat was maar een dikke 5 euro. Zo leer ik Zweden weer van nen andere kant kennen. En vooral: weer een gezelschap dat niet constant in ’t Engels bezig is, naast de scouts de enige mannen waar ik echt goed Zweeds mee kan oefenen. Bovendien vollembak ambiance want die mannen bleven maar gaan met hun liederen. En ze hebben speciaal voor mij een kennismakingsspel gedaan. Dikke sfeer allemaal. Vanaf nu dus elke maandag naar ’t zangkoor, ons moe is er niks tegen.


Onder het motto “doe maar eens zot” heeft ook onze kotbaas deze week ne ferme stoot uitgehaald. We zitten hier nu met een soortement Thaise vrouw met een dochterke van een jaar of zes. Madam kan amper Engels en mijn Zweeds is al beter dan het hare. Allemaal goed, maar die kleine op een studentenkot steken, dat vind ik toch maar scheef. Zowel voor ons als voor mama en dochter. Ik ben dan ook eens in mijn nation gaan zien naar de kamer die daar vrij staat. Mogelijk trek ik daar binnenkort in, als ik mijn contract hier afgezegd krijg, om meer met Zweden om te gaan dan met internationals, want zoals ik al zei, dat kunde in Leuven ook. Daar moet ge nie voor op erasmus. ’t Is wel een serieus waagstuk want de Zweden zijn een pak geslotener naar buitenlanders, dus ik zit nog met twijfels.


Te vrijdag heb ik mijn tweede sittning (soort cantus, maar met eten) gedaan. Het was het “dankfeest” voor iedereen die voor de nation gewerkt had die maand. Ikke ocharmkes maar ene keer, maar ik mocht gelukkig toch al binnen. Nen heerlijken driegangenmenu en enkele alcoholische consumpties gratis aangeboden door de nation. Tussendoor constant liekes zingen en een dikke fuif erna. Op ’t einde nog kotgenoten tegengekomen en samen te voet naar huis, een half uurke wandelen. Da kan deugd doen zo ’s nachts.


Vivat academia, vivant professores.
Vivat mumbrum qoudlibet
Vivant membra quaelibet
Semper sint in flore!