vrijdag 29 februari 2008

Sportpsychologie

Ik ben geselecteerd.
Hoe vet is da.

zondag 24 februari 2008

Chaquiñan 2008 – Punta Coral

Dat is nen hele mond vol om te zeggen dat we nen tocht hebben gedaan met de scouts.
Verder gaat deze tekst ook over een feest voor mijne 24e verjaardag, den 18e van de Max, één van mijn verkenners, en den 151e van Baden-Powell, Robert voor de vrienden.


Laat ons maar met dat laatste beginnen, dat is al `t langste geleden.

Donderdagavond ben ik met de Zwette en den Turbo (zoals ze mekaar noemen) het stad in getrokken. Het gaat om de Jorge Luis en de Javier, maat uit den 12. (scoutsgroep, maar dat had u al in de mot denk ik) Op donderdag is `t uitgaansleven hier nie al te vet (da´s moeilijk te aanvaardan voor iemand uit Leuven) en we hebben dan ook redelijk wat tijd versukkeld met het zoeken van iets dat de moeite was.. Uiteindelijk zijn we dan toch in een plezante gelegenheid terechtgekomen. Latinoritemekes tot en met. Het bier was aan den dure kant, maar het was mijne verjaardag en halve liters (600 cl.) aan 1,5 dollar is nog altijd dik de moeite als ik begin om te rekenen.
(waar ik normal gezien niet mee bezig ben)



Foto: ik, de Jorge Luis en den Turbo in de Portal, een bar naast de unief.


Diezelfde avond hebben we op ´t werk mijne verjaardag gevierd. Bijzonder schraal. Zoals ik al zei was er bijna niemand, een deel is op rijs voor onderzoek en een ander deel had ander werk. We hebben met drie nen empanada gegeten (een soort loempia, maar vertalen heeft geen zin want er is geen equivalent in België) en een cocossapke gedronken. Leve de jarige!

De vrijdag was ik uitgenodigd op `t verjaardagsfeestje van de Max, één van de verkenners. Ik was niet alleen uitgenodigd om te komen vieren, ik was ook uitgenodigd om er ineens ook mijn eigen feest van te maken en zoveel maten uit te nodigen als ik wou. Dat heb ik niet gedaan natuurlijk, om die mensen niet op kosten te jagen. Maar tegen twaalf uur stonden ze daar dan toch met nen drink voor de jarigen, waar ik ook bij moest. Het was iets groen en het stond in de fik, dat zegt genoeg.
Verder was dit feest uniek omdat er voor ene keer meer vrouwen waren dan venten. Ik heb er dan ook van geprofiteerd om eens beter kennis te maken met de nicht van de Max. Beter leren kennen is hier overigens niet insinuerend bedoeld.


Foto: Ik en de Max, op "onze verjaardag en die van B-P".


Het is toch weer drie uur geworden, en de volgende dag moest ik er om zeven uur uit. Bovendien moest ik mijn valies nog maken en heb ik ineens ook maar gegeten, om nen eventuele kater te slim af te zijn. Zo erg was `t echter nie en ik stond er de volgende morgen dan ook relatief fris bij.

Chaquiñan, de RAID georganiseerd door groep 3. Lees: door de Jorge Luis en ik, met medewerking van wat maten uit den 12. Ne RAID is nen bezinningstocht, waarop ge nadenkt over uzelf, de groep, of andere gewichtige onderwerpen. Ik weet niet of dat vertaalbaar is. Typisch is hier dat de prijs enorm laag is (3 dollar en daar was ne kampdas in begrepen) en dat de deelnemers zelf hun eten moeten meebrengen, en uiteraard koken.


RAID Chaquiñan: Een tweedaagse om na te denken over milieuproblemen.



Chaquiñan betekent weg, in Quichua, de autochtone taal. De hele RAID kaderde dan ook in de antieke Ecuadoriaanse cultuur, het kader voor lezingen, gesprekken en forums over het milieu. Erg pretentieus. Eén van de programmapunten titelde letterlijk “voorstellen voor oplossingen van wereldproblemen”. Ik haal er wel weer het extreemste uit natuurlijk.
Kaderend in de vier elementen geraakten de deelnemers, uit vier verschillende groepen, aan de hand van vier codeboodschappen, gekoppeld aan opdrachten, op de overnachtingsplaats. Daar deden we enkele specifieke lezingen, over elk van de elementen. Ik gaf een uiteenzetting over water. Watervervuiling en de oorzaken en oplossingen daarvan, dat is gene platte kak in een taal die ge nog maar zjust kent. Na elke lezing hielden we een groepsgesprek, op zoek naar ervaringen, oplossingen, ideeën, … Het uiteindelijk doel was ideeën opdoen om een gezamenlijk (intergroeps-) project op te zetten om (één van) die problemen ook echt aan te pakken. Het zal sommigen intussen al wel de oren uit komen, maar ik wil er nog eens op drukken dat scouting meer is (of zou moeten zijn) dan pottekestamp en pijlentocht.
Dan volgde uiteraard het kampvuur, afgesloten door het afscheidslied. Dat is best wel ironisch, dat afscheidslied is een internationale scoutstraditie, dat wordt gezongen op elke laatste avond van een kamp. Aangezien het gemiddelde kamp in Ecuador één of twee dagen duurt wordt het afscheid dus halfweg dat kamp gezongen. Lollig.
Vervolgens hebben we nog een paar actieve nachtspelen gedaan. Jaja, eerst kampvuur, dan actieve spelen en dan slapen. Een andere volgorde zit er niet in, want de zojuist vernoemde is traditie.
Tegen twee uur kropen we in onzen tram. En denkt maar niet dat ze hier na zes uur opstaan, dat is immers traditie.

Ik had mijn klaroen meegepakt om de mannen `s morgen wakker te schetteren, maar daar ben ik niet in geslaagd. Na al dat feesten, ne loodzwaren tocht (waarbij ik op mijne rugzak dan nog eens een tent droeg die te zwaar was voor de leden) en een veel te actief avondprogramma stond mijne kop niet echt naar trompetteren.

We zijn trouwens niet in tenten gaan slapen, de voorbije dagen heeft het te zot hard geregend om dat te riskeren. Er was zelfs ene keer hagel bij, der zijn redelijk wat Ecuadorianen die dat nog nooit gezien hadden. Omwille van die regen is er trouwens een groep uit Pasaje, aan de kust, niet kunnen afkomen. De weg was versperd door grondverzakkingen door de hevige regen. Extreem spijtig.

Goed, deze voormiddag stond volledig in het teken van concrete oplossingen zoeken voor milieuproblemen die relevant zijn voor Cuenca, en Azuay, het zuiden van Ecuador, in het algemeen. Een forum, volgens de planning. Omdat we een parochielokaal in de buurt van de oorspronkelijke eindbestemming mochten gebruiken, moesten we ook nog naar de mis. Dat hebben we dan ook weeral gehad, in een arm boerendorpke. Vooral de preken waren de moeite: je reinste volksmennerij. Zone sinterklaas zonder meiter die het volk opjut, de kerk doorwandelend en vragen stellend, en “het woord van God” als staving van elk van zijn stellingen gebruikte. De apotheose was het moment dat bleek dat de Bijbel (lees: het woord van God) zelf ook het woord van God als ultieme waarheid aanprees. De pastoor moest dus wel gelijk hebben!! (de enigzins gevormde medemens heeft in de mot dat ik ferm rond de pot aan `t draaien ben om te zeggen dat die mens zijn betoog één dike cirkelredenering ex absurdum was, maar dat heel die kerk daar wel mee weg was.)

Foto: Met de scouts naar de kerk, dat was weer een eeuwigheid geleden.


Nog enkele voze spellekes en het werd tijd om terug naar Cuenca te gaan. Ik ben direct naar een internetcafe gegaan, in de eerste plaats om online verder te studeren voor mijn sollicitatiegesprek voor sportpsychologie. (zie vorig verslag) Maar ik kon het toch nie laten om dit eerst online te smijten.


De groeten van uw milieuproblemendebattenmoderator ter plaatse.




Foto: ik heb nog eens koeienmaag gegeten, met de leidingsploeg. In zijn geheel ziet dat eruit als op bovenstaande foto. In het gerecht is dat in klein stukskes gesneden en gekookt met patatten in een sauske. Lekker, serieus.




Voor de volledigheid, want ik ga dat achteraf anders vergeten:
Aan de RAID nam volk deel van den derde Cuenca San Jorge, de vierde Cuenca (ken de naam nie), den eerste Fenix Azogues en den twaalfde Virgen de Bronze.

donderdag 21 februari 2008

24

Pintjes in nen bak
Uren in nen dag
Karaat in zuiver goud
Hoofdstukken in de Ilias en de Odyssee
Toonladders
-honderd Mol
Voeten van Apostelen
Jaar oud


Heel lollig eh.
Ik krijg vandaag telefoon op ´t werk, dat ik een pak moet gaan afhalen op de postdienst van de unief. Dan toch ne verjaardagscadeau? Ik had nochtans uitdrukkelijk gevraagd om niks te versturen, wegens het grote risico op verliezen onderweg. Blijkt om een pak te gaan dat aankwam op 26 december, ne kerstcadeau.

Merci voor de twee chocolatten wafels, de pringles, de TUC-koekskes, de sardinnekes, de pralinnen, de 11 gedroogde lichi´s en de schimmelkaas. Het is me niet geheel duidelijk of die laatste twee apart bedoeld waren of onderweg ontstaan zijn.
Het is tenslotte twee maanden en acht dagen onderweg geweest.


Ik ben tussen de verjaardagsmails door - heel hard bedankt allemaal - ook vollembak aan ´t studeren voor sport. Overzien eigenlijk, wat ik vorig jaar gestudeerd heb. Ik heb mij kandidaat gesteld voor de "European Master in Exercise and Sport Psychology", een programma van veertien Europese universiteiten, dat zich in het eerste semester afspeeld in de alma mater, en in het tweede semester in één van de deelnemende universiteiten, volgend jaar is dat Montpellier, één van de oudste van Europa.
Volgende maandag heb ik een selectiegesprek met professor Boen, van mijn goeie ouwe eerste faculteit. Die mens gaat daarvoor naar hier bellen, dat zal een half uur duren en ongetwijfeld ne ferme cent kosten. Geweldig dat die dat wilt doen.

Verder is er nog niet al te zot veel gevierd. Gisterenavond met de mannen van ´t kot nog ne ferme gedronken bij het smijten van een kaartje, maar de meeste Amerikanen en Engelsen moesten er vroeg uit de volgende dag en hielden het nogal rap voor bekeken. Ik bleef achter met een Amerikaanse die op een ander werkt, een Spaanse en twee Duitsers. Op zich heel plezant volk, maar als die samen zijn produceren die op twee minuten meer doemp dan de gemiddelde Duitse gasaanval op Ieper in 1917. Ik wilde nog Belgische wafels bakken, maar mijn goesting was rap over tussen die bende Duitsers en Amerikanen die elkaar van beide zijden van de tafel duchtig met vergif lagen te bestoken. Een verjaardagsbestand zat er blijkbaar niet in. Den Belg wordt er altijd dik tegen zijn goesting in betrokken. Ik ben dan bij de Pepe een pint gaan pakken, een klapke gaan doen en er niet al te zot laat ingekropen.

Dezen avond wordt het immers opnieuw feest, het echte feest dan. Ze vieren dat hier altijd op den avond van den dag zelf. ´t Is met de mannen van ´t muziekgroepke en wat scoutsvolk. Nog straffer, de Jorge Luis is die allemaal op eigen initiatief voor mij aan ´t uitnodigen. Al zal dat ook niet al te zot zijn, want morgen vieren we al de volgende verjaardag, op een feest van één van de scouts, dat deels ook voor mijne verjaardag is. Volgens de letter, want ik wilde geen extra volk uitnodigen in die mensen hun huis. En deels voor Baden Powell, freaks ondereen, zo blijkt.

De mannen van ´t werk vonden de wafels geweldig, gisteren. Merci om de recpten op te sturen. Het zag er nog redelijk goed uit, zeker als ge bedenkt dat dat weeral een dikke 10 jaar geleden was, bij de scouts.

Vandaag was er het historisch lage aantal van drie werknemers op ´t werk, bij momenten twee. Tezjust hebben we dus mijne verjaardag gevierd met een schrale drie man. Zonder vlaai en dergelijke, want dat houden ze voor de echte viering, volgende week met iedereen. Ik zien er zoals altijd de zonnige kant van: twee keren feest. En dan tel ik nog alleen het werk.


Goed, binnenkort meer verslag, tijd om mij klaar te maken voor ´t volgende feest.


Uw jarige ter plaatse.

maandag 18 februari 2008

Slecht

Over (te) stevig weggaan
En slecht zijn



De afgelopen dagen waren memorabel. Schandalig ook. Maar beestig. Woensdag ben ik met de mannen van ´t kot een danske gaan doen. In La Mesa: De Tafel, een salsabar, maar blijkbaar smeren ze der ook af en toe wat reggae tussen. Best wel raar om te dansen, reggae. Dansen zeg ik, heel de nacht, zo werkt dat hier. Er staat een paar man aan den toog, er zit wat volk aan tafelkes, maar de meerderheid is een wervelende massa, dansend in parekes, zalig. Ik ging het niet te laat maken, want ik was enorm moe. Tegen een uur of vier zijn we het afgebold. En omdat de mannen van ´t kot door wilden, want ik was nog vollembak aan ´t geven op den dansvloer met één of ander schone uit Guayaquil...
De volgenden dag kwam ik op ´t werk aan om half 1 ... serieus. Wel wakker geworden om negen uur, maar direct terug in slaap gevallen. Maar daar lachen ze hier eens mee, da´s niet echt erg. Niks om meerdere keren te doen, uiteraard, maar als dat bij ene keer blijft is da nie erg.
De volgende dag kwam ik om 12 uur op ´t werk ...

(Voor alle duidelijkheid, dat zou in België van zijn leven niet gebeuren, dat is ook het gevolg van het niet aantrekken van de werkmannen, den baas nog van ´t minste, dat is de cultuur eh. Ik voelde mij daar natuurlijk wel ampetant van, maar den donderdag kwam de Cristian op ´t werk aan om half vier...)

Goed, laat ons bij ´t begin beginnen. Ik bleef tot een uur of acht op ´t werk hangen. Laat aankomen, maar ook laat blijven werken. Of toch op zijn minst wat op de computer liggen rammelen, mails enzo, de site wat bijwerken met brol, ... De werkdruk is hier immers niet al te hoog, leve Ecuador.

Ik daster dus door de straten tegen een uur of acht, op weg naar huis. In de Sucre, mijn straat, staat nen hoop kraamkes. ´t Is valentijn, en dat is hier niet alleen den dag van de liefde, maar meer in ´t algemeen den dag van de vriendschap. Blijkbaar is dat reden genoeg om een volledig marktje te houden, met knuffelberen en kaartjes en dat soort dingen. Ik slenter daar wat door en word ineens aangesproken door een Aziatische figuur, nooit gezien. In ´t Engels. Ik ben direct hyperalert voor diefstal, hier bestaan duizenden trukken om vreemdelingen in ´t zak te zetten. Blijkt nen toerist te zijn die hier alleen aan ´t reizen is en wat compagnie zoekt. Goeie kloot als ik ben nodig ik die mens uit om op shok te gaan, al is het correcter om te zeggen dat hij zichzelf uitnodigde en dat ik daar op in ging. Het was ne plezante kerel, Peter genaamd. Eens naar de Pepe gebeld en een half uur later zaten we op een balkon van het hotel van de Peter met een fles Whiskey, een gitaar en drie Cuencanen.
Iets verderop hadden we een bar ontdekt waar ge vijf euro inkom betaalt. Dat is aan den dure kant voor de Cuencanen, maar er was gratis drank tot drie uur ´s morgens. “Barra libre” noemen ze dat hier: gratis bar. Daar kunde toch niet nee tegen zeggen. Na een plezant ureke met de Cuencanen sloot het hotel zijn deuren en zijn we dan toch eens gaan zien, ge zou zot zijn om het niet te doen, de latinomuziek bonkte veelbelovend tot op de straat. Wij natuurlijk recht naar de bar, één met ne fatsoenlijken toog, hoe geweldig is dat. Ik heb na vier maanden nog eens echt aan den toog gehangen. Met ne Canadees van Zuid-Koreaanse afkomst dan nog. Ne groene. We hebben eens een goei klapke gedaan over Kyoto enzo, van die dingen, ik heb nog bijgeleerd.
Maar goed, sinds een uur of elf zaten wij daar, tegen een uur of twaalf komt den baas van de keet een klapke met ons doen. “Of we niet ginder willen gaan zitten, die tafel met die drie meiskes, die willen wel eens dansen met elle.” Komt dat tegen. Welle daar naartoe natuurlijk. Eens kennismaken, een gratis rum-colake drinken (cuba libre) en een danske doen, het leven kan goed zijn. Ook mijn danskunsten zijn echt de goei richting aan ´t uitgaan, Sonia en Natalia waren der toch content van. Misschien al goed dat de vrouwen om drie uur door moesten, wie weet tot hoe lang hadden we daar anders nog rondgehangen. De gratis bar kwam ook droog te liggen, dus het werd stilaan tijd om het af te bollen. Een taxike in voor nen dollar of twee en naar huis.
Dat doe ik trouwens haast nooit, taxis, maar om drie uur ´s nachts in een buurt die ge niet echt kent is dat gewoon uw verzekering in Ecuador.

Vrijdag en zaterdag zou ik met de mannen van Chuchaquiñan op gank gaan, maar dat heb ik toch maar afgezegd. Zo dood als ne pier was ik. Ik heb gisteren wat slaap proberen inhalen, om acht uur derin en om zeven uur deruit. En nog altijd moe.

Verder ben ik aan ´t solliciteren, ´t is te zeggen, de motivatiebrief en C.V. zijn binnen, voor een aanvullende opleiding “European Master in Exercise and Sport Psychology”. Terug naar de roots dus, opnieuw sport. Al drie jaar mijnen droom, die opleiding. Dat is een Europees programma, in ´t Engels, waarvan ge de eerste helft volgt in uw alma mater en de tweede helft volgt heel Europa in Montpellier. Volgende week doe ik mijn sollicitatietelefonneke, want de selectie gebeurt eind februari. Der mag vier man van België deelnemen, er zijn zeven kandidaten.
(en ik zeg dan graag dat al de rest één kans op twee heeft, als ge snapt wat ik bedoel)


Slecht, titelde ik. Ik zet dat wel online, omdat ik hier een volledig en vooral eerlijk verslag wil geven van mijn ervaringen, maar ik ben daar allerminst fier op. Slecht handelt ook over de manier van doen. Ik ben slecht bezig geweest vorige week. Maar het is gelukkig een stage, “het is maar voor te lachen.” Hopelijk gaan mijn punten niet voor te lachen zijn.

donderdag 14 februari 2008

Voor onze klenne

Klenne ge moet mijn tekenkunsten (?) eens keuren. Ik heb hier al twee dagen vijf uur aan een stuk een lezing over onderwijzen moeten volgen en dat is nogal zwaar, mat al dat Spaans altijd. Bovendien is dat ne gast uit Cuba en ik verstaan der de helft nie van, da´s een soort Spaans met een West-Vlaams accent ofzo. Ik moest denken aan de lessen van ´t middelbaar en daarom heb ik nog eens een goei ouw gewoonte boven gehaald: tekeningskes maken. (om nie in slaap te vallen) Ik dacht dat gaat onze Klenne wel willen zien, met dat gefoefel met perspectief enzo... Bij gebrek aan nieuws mag het ook al eens iets anders zijn eh. Als ik thuis ben moete mij eens voeten leren tekenen want dat heb ik nooit gekund.





Dit is een karikatuur van mijn geburen tijdens de les. De Cristian, links, de grote feester van ACORDES, en de Jorge, rechts, menne stagebegeleider. De titel zegt "het harde leven van de stagiair in Ecuador" De tekstbalonnekes zeggen "Komaan Ben, we gaan op de lappen", "Denkt aan uw punten" en dat onderste dat is de Spaanse onomatopee voor ne lach. Dieje rare in ´t midden moet mij voorstellen. De mannen zelf vonden het zalig.






Aja, ik ben vandaag overigens overslapen, gisteren tot vijf uur weggeweest, echt heel de nacht aan ´t dansen, salsa. Ik had mijne wekker om negen uur gezet, maar om half twaalf werd ik opnieuw wakker ... Tegen half één was ik op ´t werk geraakt, en hier lachen ze daar eens mee, hoe geweldig is da. Stelt u voor da ge zoiets in België doet, het zou er nogal op zitten. Ik was er natuurlijk wat ampetant van, maar dat was redelijk rap gepasseerd toen om half vier de Cristian binnenkwam in de lezing. "Overslapen, gisteren op cafe geweest ..."




Tijdens de les van vandaag had ik goesting om te schaken, dat is lang geleden.
Het perspectief is nie echt om over te stoefen, maar ge moet denken dat het met stylo gedaan is eh. Zonder lat ook, uiteraard. Het heeft iets Escherachtig, vind ik zelf, heeft die mens zo ook niks met schaakstukken gedaan? De verschillende elementen in de tekening waren trouwens niet echt bedoeld om samen te horen, het zijn eerder aparte schetskes.




Harej, ´t is pruimentijd. Der mag ook eens iets anders online komen dan veel te lange verslagen eh. Morgen heb ik de laatste tekenles van de Cubaan, misschien volgt er nog wel eens een knutselwerkske.

vrijdag 8 februari 2008

Kutvulkanen

(Ne veel te langen tekst, maar genen tijd om dat allemaal te redacteren -> op het net ermee en gedaan.)


Over de scouts in Ambato, die mij uitnodigden
Over de vulkanen, en een poging tot beklimming
Over carnaval in een boerenfamilie tussen de bananenplantages
(ja dat is al minstens het derde verslag dat ik doorboom over carnaval, maar dat is de schuld van de feestzotte Ecuadorianen)


Ja ik denk dat de vulkanen hier iets tegen mij hebben. En vanaf nu ik officieel ook iets tegen hen. Maar voor ik dat uitleg ga ik bij het begin beginnen.


“Hey Ben! Keilang geleden, zalig da ge belt!” Verónica, uit Riobamba, was content met mijn onverwacht telefonneke. Tijdens de eerste dagen in Ecuador heb ik drie nachten bij haar geslapen – uitsluitend doelend op de gastvrijheid, voor de duidelijkheid – en we hadden elkaar al lang niet meer gezien. Ik had in Quito op een nationaal scoutskamp volk uit andere groepen in Riobamba leren kennen en die hadden mij uitgenodigd om eens den Chimborazo te komen beklimmen, den hoogsten berg van Ecuador, nen uitgedoofde vulkaan. Maar ik was die hun gegevens kwijtgeraakt: portefeuille gepikt. (of verloren, geen idee) Allemaal geen probleem, Verónica zou hare kenniskring afbellen en nen dag later had ik al ne mail met het bericht dat ze via via aan de nummer van de groepsleidster van die groep was geraakt, de “Grupo 5 San Felipe Neri Riobamba”. Die laatste gaf mij de nummer van nog nen andere scout en die nodigde mij uit om bij hem thuis te komen logeren. We kenden mekaar van haar noch pluim, maar als ge scout zijt zijde hier overal en altijd welkom.

Ik moest vrijdagavond in Riobamba aankomen, om nog diezelfde nacht te kunnen beginnen met de beklimming van den Chimborazo. Ze gingen dat onder scouts regelen en dan zou me dat beduidend minder geld kosten, misschien zelfs gratis. “Dat zullen we nog wel zien,” heb ik intussen leren denken, hier in Ecuador.

Dat impliceerde wel dat ik vrijdagmiddag al moest vertrekken, en het was vrijdag de carnavaluitstap van ACORDES. Heel spijtig, maar ik ben de mannen ne plezanten uitstap gaan wensen en ik ben naar Riobamba vertrokken. De kans om den Chimborazo te beklimmen zonder daarbij voor stevig afgezet te worden is niet voor iedereen weggelegd. Ik heb evenwel niet nagelaten om de mannen hunnen trip al vrolijk in te zetten: onder mijne jas zat een fles van 1,35 liter water verstopt (Ecuadoriaanse maten) en in beide broekzakken was ik nog eens voorzien van een half literke. Zjust voordat iedereen in de auto´s stapte – nadat we bijna twee uur gewacht hadden totdat iedereen aanwezig was – heb ik iedereen eens goed vol water gesmeten, wat nog geweldig geapprecieerd werd ook. Dat lieten ze dan ook kwistig merken: het duurde niet lang of ik hing vol bloem, water was er niet voor handen.worden is niet voor iedereen weggelegd. qn wensen en ik ben naar Riobamba vertrokken. CORDES. himborazo. roep


Welkom in Riobamba

Tegen een uur of acht kom ik aan in Riobamba, na een busreis van zes uur. Het is regenseizoen, ookal regent het nog altijd niet overdreven veel, en dat heeft zijn nadelen voor de reis. Veel mist, grondverzakkingen die de weg versperren, rivierkes die van loop veranderen en de weg overspoelen, ge zijt rap twee uur extra kwijt. Ik word heel vriendelijk ontvangen en blijkt dat ik die mensen toch herkende van in Quito, ik had totaal onbekenden verwacht. (ik ga ervan uit dat zij zich de enige blanke deelnemer van het 600 deelnemers tellende kamp nog herinnerden) Holguer, de gastheer, heet me welkom en stelt Holguer, zijne zoon, voor (ja dat is hier typisch) en Lourdes, zijn vrouw. Als ik hier uitleg dat ik maar ene naam heb dan krijg ik soms de reactie: “en hoe weet ge dan het verschil met uwe vader of uw familie?”
Aan tafel komen de eerste straffe verhalen boven, over den Tungurahua, nen actieve vulkaan die voor de moment sterk verhoogde activiteit vertoont. Ze hadden de planning wat aangepast: ge kunt deze nacht nog niet gaan klimmen, maar we gaan naar een panorama van waarop ge den Tungurahua kunt zien uitbarsten. Mij was een soort vuurwerkspectakel beloofd, maar toen we, na een uur rijden, op het panoramapunt uitkwamen bleek de volledige weide omtrekt kilometers ver klaar te zijn, behalve de Tungurahua, die volledig in de mist zat. Het was intussen al half twaalf en ik zou de volgende nacht nen berg van 6000 meter moeten beklimmen, ik begon dat al redelijk onnozel te vinden. Maar van den andere kant weet ge hier nooit wat er zjust gaat gebeuren en ik heb al geleerd om het zaakske gewoon te vertouwen, er gebeuren altijd andere dingen dan ge verwacht en ge kunt die mensen toch niet tegenhouden als die u iets willen laten zien.

Om half twee nachts wordt ik wakker in de auto, na nog een half uur maakt den Holguer zijn familie wakker en stelt voor om tillekesaan naar huis te rijden, want het is bewolkt. We zouden aankomen tegen drie uur, de nacht voor de beklimming. Zottigheid.



De scouts

De volgende morgen staan we op om negen uur, want om negen uur begint de scouts. Een uur te laat arriveren we ter plaatse, allemaal nie erg. Ik help de tent rechtzetten (een groep met een tent is hier trouwens een zeldzaamheid) waar ze de eten voor carnaval in gaan klaarmaken en mag vervolgens den troep (jongverkenners) en de clan (JINs) trakteren op “Belgische spellekes”. Dikke Berta, billekeklets en verkrachterke, het zijn de klassiekers die het hem altijd weer doen. Tijdens verkrachterke worden we onderbroken: tijd om carnaval te gaan spelen. De groepsleiderste blaast formatie voor de tent, terwijl iedereen zich strak in ´t gelid zet haalt den Holguer van achter de tent een tuinslang voor de pinnen. Dikke chaos, het spel is begonnen. Tegen dat iedereen zeiknat is en vol schuim hangt (er duiken ook altijd spuitbussen met “carnavalschuim” op) wordt de eerste scout door een paar kameraden vastgegrepen en begint iedereen te roepen: “op de grond, op de grond, ...” Een beetje verder begint er wat volk haastig water in de zand te kappen, de ongelukkig wordt blijkbaar op een modderbad getrakteerd, willen of nie. Een half uur later hebben ze de volledige groep dezelfde kuur gegeven, tot klein welpkes van een jaar of zes aan toe. Carnaval is voor iedereen.

Foto´s: carnaval bij de scouts
http://picasaweb.google.co.uk/ecuador.februari/RiobambaGrupo5SanFelipeNeriCarnaval


Die namiddag heb ik mijne rugzak gemaakt en zijn we mijn gerief voor den Chimborazo gaan uitzoeken bij de gids. Ik moest toch betalen, en nog nie weinig ook: 150 dollar. Het moet wel gezegd dat dat alleen de prijs voor de gids en de berghut was, het materiaal kreeg ik gratis en ik kreeg ne privegids, de gemiddelde toerist zou tegen de 250 moeten neertellen, op voorwaarde dat hem in groep is dan nog, alleen is het duurder.


“Ga uw gang, de berg is van u.”

Daarna zijn we richting Chimborazo gereden, ne rit van een anderhalf uur tot aan de eerste berghut, op 4800 meter, de grens van de eeuwige sneeuw. Van daaruit vertrokken we te voet naar de tweede berghut, een honderdtal meter hoger, voor een stevige maaltijd (pasta en veel groenten) en een overnachting. Wat niet noodzakelijk op slapen duidt. Om 8 uur hadden we gedaan met eten en raadden ze mij aan in mijnen tram te kruipen. We moesten om 11 uur opstaan om de beklimming aan te vatten. Die mannen klimmen immers ´s nachts, omdat de sneeuw dan hard is en dat is gemakkelijker. Ik had daar op voorhand al op gereageerd dat het mij beter leek om een uur langer te slapen, want fit zijn is ook belangrijk, maar daar waren ze niet echt voor te vinden. “Er is daar zo weinig lucht dat ge toch niet veel slaapt, en al zeker niet goed.”

Ge kent het misschien wel: wakker worden met zoveel koppijn dat ge denkt te sterven als ge u rechtzet. De afdaling van de trap en de weg naar de ontbijttafel lijken gewoonweg onmogelijk. Ginder boven was het nog ietskes erger, en ik moest niet alleen den trap af naar de ontbijttafel, maar ik moest ook 1300 meter gaan klimmen. Ik was er op dat moment van overtuigd dat die koppijn van de vermoeidheid was, maar achteraf bezien zal de hoogte daar toch op zijn minst een stevig aandeel in hebben gehad. Goed, zagen en klagen helpt niet, ondanks geen honger toch maar een pistoleke gegeten en beginnen geven.

In de sneeuw, tegen een tempo dat de gemiddelde bomma met looprek doet neergaan van ´t lachen. En vermoeiend, dat heeft gene naam. Kuieren – “het verticale luieren” – zou een overstatement zijn, serieus. Dat leek in het begin dan ook gemakkelijker te zullen worden dan verwacht, maar na ocharmkes een half uur had de hoogte al stevig toegeslagen: ik was al stevig vermoeid en moest regelematig stoppen om bij te komen. Na een tweetal uur klimmen sprak den Ivo, de gids, de historische woorden“ga uw gang, de berg is van u” Ik heb de billetjes even frisse lucht gegeven en de berg getrakteerd op een verse portie Belgische chocolade. Frisse lucht, dat is van die lucht waar uw neus van zeer doet, dus deze boskak was een hele prestatie. Het was overigens boven de boomgrens, op 5200 meter. (ik heb dat nog expliciet gevraagd, hevig geëmotioneerd door dat memorabel moment) Nog honderd meter hoger, een uur later, kreeg de hoogte (*) mij zwaar te pakken. Mijn avondeten was er ineens op drie seconden terug uit. Ik dacht op dat moment dat de gids mij ging verplichten om terug te draaien, maar tot mijn verbazing voelde ik mij achteraf veel beter en liet hem mij verder klimmen. Mijn maag was beter, maar mijne kop stond op springen. Dat klimmen was op dat moment trouwens vrij letterlijk te nemen. Den ijspikkel werd al geregeld horizantaal gebruikt, niet meer verticaal, en dat was in geen enkel opzicht nog te vergelijken met eender welke “beklimming” die ik ooit al gedaan had. Extreem koud, afgronden, alleen nog sneeuw, bijna geen zuurstof, ... Ik moest mijn lijf bij elke afzonderlijke stap omhoogtrekken, mij tot het uiterste inspannend, extreem veel energie verbruikend. Nog honder meter hoger heb ik moeten besluiten om terug te draaien. Het was zottenwerk. 3:40 ´s nachts, 5400 meter. Ik was in een derde van de beklimming geraakt, ik had het daar heel moeilijk mee. Ik ben gewoon om alles gedaan te krijgen waar ik mijn zinnen op zet, omdat ik overal geweldig hard voor ga. Maar dat was op deze hoogte fysisch onmogelijk geworden. Ik was ziek en uitgeput en moest er rekening mee houden dat er nog een afdaling aankwam. En dan moet ge voor de veiligheid kiezen. Ik moest denken aan de laatste keer in Cajas. Toen was het een beslissing voor de veiligheid, voor de zekerheid, nu leek het echt een beslissing om te overleven.

Tijdens de afdeling ben ik ook echt bijna gestorven denk ik, dat ging volledig automatisch, geen kracht meer, geen goesting meer, alleen nog koppijn en extreme, belachelijk harde vermoeidheid. Om 5:30 zat ik in mijnen tram.

Om half elf de volgende morgen zijn we verder afgedaald naar de eerste berghut, om naar huis te vertrekken. Ik heb de hele namiddag in bed gelegen met extreme koppijn en ben ´s avonds om 9 uur gaan slapen.

Foto´s: beklimming (en vooral afdaling) van den Chimborazo, 6310 meter
http://picasaweb.google.co.uk/ecuador.februari/BeklimmingChimborazo

(*: hoogteziekte: veroorzaakt door het lage zuurstofgehalte op grote hoogte:
http://nl.wikipedia.org/wiki/Hoogteziekte)




“Chance op 5000 meter hoogte”

Ik heb met de gids wel goei klapkes gehad. Hij is professor toerisme (ofzoiet) een de universiteit van Riobamba. Ik ben uitgenodigd om daar twee dagen les te gaan geven over groepsdynamica, in de bergen, tijdens een beklimming. Ik word hier echt langs alle kanten met geluk naar mijne kop gesmeten, al vier maanden lang. En alsof dat nog niet genoeg is wilt hem mij in ruil betalen (dat zou mijn eerste, echte, professionele ervaring worden) of een tweede, gratis poging begeleiden om den Chimborazo te beklimmen. Met overnachting in een tentje in de helft, om het gemakkelijker te maken, op bijna 6000 meter hoogte, wie kan zeggen dat hem dat heeft meegemaakt. Ik weet echt niet wat kiezen, want dat is wederom een kans die niet velen gegeven is, in dit geval zelfs weinig mensen ter wereld. Van de andere kant is het mogelijk dat dat weer niet gaat lukken. Maar ik had heel weinig geslapen tijdens de vorige twee nachten, altijd al mijn zwak punt, en dat is iets waar ik een eventuele volgende keer rekening mee kan houden. Ik zou in ieder geval moeten gaan trainen ...

De top van de Chimborazo is het punt dat het verst van het centrum van de aarde verwijderd is, omdat de aarde ovaal is, breder aan de evenaar. In absolute termen is dat hoger dan de Everest, die gemeten is ten opzichte van de zeespiegel. Ik kan het dus moeilijk uit mijne kope zetten ...


Cumandá

Nen dag na de afdaling, dat is twee nachten slapen na de beklimming, gingen we carnaval vieren in Cumandá. Dat is een gemeente op de grens tussen de Andes en de kuststreek, wat dus meer zuurstof betekent en zeker goed voor mij zou zijn. Maar ik had de laatste nacht enorm slecht geslapen door de koppijn en was ernstig aan ´t overwegen om nie mee te gaan. Gelukkig had ik het besef dat ik beter extreme koppijn heb tijdens een onvergetelijke ervaring dan extreme koppijn in een Riobambeniaans bed.

Tijdens de heenrit heb ik bijna constant liggen afzien op de grens tussen slapen en vreselijke koppijn, dooreengeschud door de slechte, onverharde wegen tussen de subtropische bossen. De rit alleen was eigenlijk al de moeite waard, ge rijdt tussen kleine dorpkes, vol met bananen- ananas- en fruitsapwinkelkes. Prachtige beelden.

Tegen de middag komen we aan ter plaatse. Vier muren ondersteunen een ijzeren golfplaten dak. Alleen de voorgevel heeft ruiten, niet nodig in dit subtropisch klimaat. Binnenin worden de zes kamers van elkaar gescheiden door muren die niet tot het dak reiken. Drie slaapkamers hebben bedden zonder matrassen, er staan wat plastieken stoelen en er is één tafel, in de eet- en afwasplaats. De geur van vuur overheerst alles, de meeste kamers hangen vol rook, afkomstig van de keuken. Dat is een houten bijgebouwke, tegen het huis, waar een vrouw in een pot op een houtvuur aan ´t roeren is. Ik dacht dat we carnaval gingen vieren in een feestelijk dorpke, maar het bleek om een familiefeest in een boerengemeenschap te gaan, tussen de bananenplantages. Mijn eerste ervaring met echte, zware armoede. Die mensen hebben hopen grond en bananen, maar die geraken niet verkocht zonder de opkopers. Dolly bananen, ik heb den indruk dat ik daar ooit iets van opgevangen heb in België. Na twee tussenpersonen is elke banaan in Ecuador nog altijd maar vijf cent waard, ge moet niet vragen wat die mensen verdienen. (het is wel zo dat ze daar heel ´t jaar oogsten, bij gebrek aan seizoenen)

In heel dat huis(eke) was absoluut niks te vinden dat niet nodig was. Nergens hing er iets aan de muur, speelgoed was er niet te zien, maar op het enige kastje in de grote centrale kamer stond nen T.V. constant te spelen, en achter de deur ontdekte ik zowaar ne frigo.


Bloed en darmen

Ale, we maken kennis met heel de familie en na elkaar wat natgemaakt te hebben gaan we het varken wassen. Jawel, het varken, dat moest nog geslacht worden. Met een touw binden ze dat beest aan ne paal en ze steken dat met een mes in het hart. Ik vertelde nog hoe dat in België marcheert, met nen hamer achter de oren, ergens bedoeld als suggestie, maar niet verwachtend dat dat iets zou uitmaken. De kop moet in Ecuador heel blijven, dat is een soort trofee, symbool van het feest, de luxe die gepaard gaat met het slachten van een varken. In het hart is echter nogal eufemistisch, denk ik. Dat beest heeft zeker tien minuten afgezien, den Holguer heeft minstens vijf keren gestoken. En heel de familie maar toekijken en converseren over hoe lang het nog zou duren. Ik heb alles gevolgd, zonder uitzondering. Niet dat ik daar fier op ben, maar omdat ik veronderstel dat er mensen dat zich nu afvragen.
Nadat het beest zij rust gevonden had heb ik geholpen met de rest. Ik was daar uitgenodigd, dat is een kans die toeristen niet te beurt valt, dus ik heb mij gedragen als één van hun. Ik vond dat de beste manier, ik denk dat het slecht zou overkomen als ik alleen had gekeken. En ik vond het ook wel een chikke kans om dat allemaal te leren. We hebben het beest opgehangen met een touw en ik heb het – nogmaals – helpen wassen. Daarna hebben ze met een gasbrander het vel gebakken, dat vervolgens werd afgetrokken en opgegeten. Een beetje zoals de zwoerd van het spek bij ons. Hier is dat de grootste lekkernij, het plezantste moment van het feest. Dat werd op een tafel gezet, samen met yuca (iets gelijk patatten, maar dikke wortels in plaats van knollen), gefrituurde verde (iets gelijk bananen, maar groen en groter), een slaatje en aji: een pikant sauske. Allemaal gezellig met de handen uit dezelfde potten. Of rechtstreeks van het varken, dat moest ik natuurlijk ook eens kunnen doen.

Na die pauze gingen ze door met het varken af te werken. Dat proces op zich bleek zowat het feest te zijn, dat duurde de hele namiddag. Heel de familie hielp met het uitbenen, versnijden, in de pot smijten, darmen wassen voor de worst, koken, ... Ik herinner mij dat we dat vroeger bij moe Donk ook deden met de koe, dat is wel bijna 20 jaar geleden zeker? Dat was echt ferm om dat nog eens te kunnen meemaken.

Halverwege kwamen er nog andere gasten aan. Allemaal stokoud en allemaal strontzat. Dat hoort erbij hier, als het feest is steekt iedereen in de prak. Luid zingend kwamen ze aan, en direct moest iedereen meedrinken van hunne “pure”: zelfgemaakte alcohol van suikerriet, gegarandeerd meer dan 40 graden.


Zijn er vrije versies?

Tegen dat het donker werd sneden we de laatste lappen in stukskes en ging iedereen stilaan naar binnen, waar de eerste borden varkensvlees met rijst al uitgedeeld werden. Ongelooflijk lekker. Onder een dak van planken, op nen blok hout, naast het vuur het vlees eten dat ge juist samen geslacht hebt. De helft zal ervan gruwen, de andere helft zal verstaan dat dat iets ongelooflijk plezant is.

Intussen werd er al stevig gezongen. Den Holguer had een gitaar voorzien, om het carnavallied te spelen. Dat is een populair, traditioneel lied – zoiets als “kjeske mee lanteire”, maar dan veel beter – waar duizenden strofen op bestaan. De gemiddelde Leuvense sessie op “het zwartbruine bier” is er niks tegen. Die mannen hebben meer dan twee uur hetzelfde lied gezongen, altijd met nieuwe strofen en constant dikke sfeer.
(ik kon mij waarlijk amper houden om zelf een versie te verzinnen, maar ik heb dat toch maar gelaten, omdat alles wat die mannen zongen al bestond, en ik wist niet goed hoe dat zou overkomen)

Daarna verplaatste het feest zich naar binnen, waar alle stoelen en banken in een cirkel in de grote, centrale kamer gezet werden. Dat was een leeg betonnen kot met de functie van salon. Er werd nog efkes verder geramd op de gitaar, tot de ouwe zangers te zat waren om nog verstaanbaar te zingen of zich nieuwe versies te herinneren. Toen werd er muziek opgezet en zijn we beginnen dansen. Kort daarna is het poeder bovengehaald. Want in Cumandá smijten ze liever met vetzakkerij dan met water. Schuim, poeder, modder en verf, alles en iedereen moest eraan geloven, en intussen dansten we rustig verder, want er was toch geen ontkomen aan. Lijkt misschien voos, maar is beestig plezant. En intussen maar drinken, drinken, drinken, heel de nacht lang. Daar was conbtinu minstens twee man aan ´t rondgaan, ene met wijn en ene met pure. Ge moet dat aannemen om niet onbeleefd te zijn, en als de wijn juist gepasseerd is en ze komen af met pure dan hebde gewoon pech. Dansen is dus niet alleen plezant, ´t is ook nuttig om uzelf niet in de vernieling te drinken. Maar zelfs de dansers moeten er geregeld aan geloven.

Goed, tegen dat het volk na een lange nacht tot een zestal personen gereduceerd was hebben we, jawel, het carnavallied gezongen. Nóg een uur, opnieuw met nieuwe strofen, ongelooflijk. We hebben het tot vijf uur getrokken, toen zijn we in onze nest gekropen. Ge moet daarbij denken dat de gemiddelde studentenfuif in de grote steden hier tot drie uur ´s nachts duurt.


Voor de grootouders: alleen over den oorlog en de kou kan ik nog nie meeklappen, al de rest heb ik nu meegemaakt ...


Een wereldweide beweging van vrijwilligers

Dat was de omschrijving die den Holguer gaf toen hem één van de boeren uitlegde wat scouting is, en waarom hij mij op dat feest uitnodigde. Als ik zoiets hoor dan moet ik bekan schreeuwen bij de gedachte aan de pottekestampclub die ze er in België meestal van maken. Pijlentochten en verstopperke, een lege beweging. In zowat heel de wereld zijn de scouts “broers”, dat wordt letterlijk zo gezegd. Ik ben in Ecuador nog op geen enkele plaats niet ontvangen door scouts, en dat heb ik nog maar één keer zelf gezocht, de laatste keer. (en toen vroeg ik alleen info en kreeg ik onderdak voor vier dagen)

Voor alle duidelijkheid, ik dacht er al zo over voor ik naar hier kwam. Ik heb in de zomer ook vijf dagen met twee Chilenen het land afgetoerd en daar mijn bed voor afgestaan, bijvoorbeeld. Het is dus niet dat ik er hier eens goed van aan ´t profiteren ben zonder iets terug te willen doen.


Alcool

Het nationaal probleem van Ecuador. En van wel meer ontwikkelingslanden, denk ik. Die feestjes zijn ongelooflijk plesant, maar getuigen tegelijk ook wel van een schrijnende toestand. Het is vreselijk lollig om drie ouw steunen rond een gitaar te zien staan lallen, maar het is ook mensonwaardig. De morgen na het feest was den huisbaas alweer duchtig pure aan ´t hijsen. En wij moest meedrinken “om afscheid te nemen”. Op de terugweg, tijdens de morgen, kwamen we nog langs een houten hutje dat dienst deed als winkel. Aan een plastieken tafel zaten vijf jongeren wijn te kappen, daarnaast stonden, of beter hingen, drie andere venten wiskey te kappen. Allemaal volk dat de avond tevoren met ons op dat feest was. In die afgelegen dorpkes is echt helemaal niks te doen, dat zal er ook wel mee te maken hebben. Ik denk daar liever niet te hard over na, want ik zou daar zelf zot worden en niemand kan die mensen daarmee helpen. Ik sprak denk ik zelfs beter Spaans dan sommige van de oude mensen, omdat die nooit de kans hadden gehad om naar ´t middelbaar te gaan, en nooit contact hadden met ander volk dan de geburen.

En voor die mensen was dat geen enkel probleem dat ik daar wat tussen liep. Ik was voor velen waarschijnlijk den eerste niet-Ecuadoriaan die ze ooit zagen. En toch vroegen er velen helemaal niet wie ik was of van waar ik kwam, dat maakt allemaal nie uit. Als er vragen waren, dan stelden ze die in ´t begin liever aan den Holguer, een soort schroom denk ik. Maar zo gauw ze in de mot hadden dat ik Spaans sprak gedroegen die zich alsof ik daar al altijd had gewoond.

Foto´s: carnaval bij de familie in Cumandá
http://picasaweb.google.co.uk/ecuador.februari/CarnavalCumandNietVoorVegetariRs


Carnaval, de laatste keer nu

Op de terugreis naar Riobamba was mijne koppijn verwaarloosbaar licht geworden. Dat moet de pure geweest zijn, die mij der bovenop geholpen heeft. De mensen beweren hier dat ge van hune “pure” gene koppijn kunt krijgen, ... omdat het puur is. En na een hoeveelheid drank waar veel mensen nie goed van zouden zijn, en heel weinig slaap, genezen van de koppijn, da´s toch straf. (hoewel mijn maag daarentegen nie echt in orde was) Ik kon in den auto dus eindelijk ten volle genieten van ´t uitzicht. En van de carnval, want het was de laatsten dag en het was echt schitterend om dat vanuit nen auto te kunnen bezien. Overal staan kinderen, maar ook volwassenen, langs de kant van de weg, klaar om voorbijrijdende auto´s met water te bekogelen. Zelfs terwijl het regent staan ze met water te smijten. Het hoofddoel is in openstaande ruiten gooien, het was daar echt serieus warm en dus moesten wij constant de ruiten open en dicht draaien, het heeft soms heel weinig gescheeld. Regelmatig rijden er van die jeeps met laadbakken, of kleine camionnekes rond, de laadbak vol met mensen die met water smijten. En den Holguer had een bus schuim bij, om al rijdend mee te doen in die gekte. Op die landwegen vol putten rijden ze heel traag en er loopt regelmatig volk langs de kant van de weg. Zo gebeurde het dikwijls dat nietsvermoedende mensen een pak schuim in hun gezich gespoten kregen, of hun kleren vol. Dat maakt hier allemaal nie uit. In de stad heb ik ook twee keren mensen onbekenden zien bekogelen met water en bloem. Daar wordt eens goed mee gelachen, niemand is kwaad, iedereen is vrolijk. En die mannen met het bloem wachten dan op het volgende slachtoffer.


Ik heb het hier heel goed gehad met carnaval. Ge gaat volgend jaar thuis en in Leuven moeten oppassen begin februari, want het zal kriebelen denk ik.


En dan denkte da ge al de miserie wel gehad hebt met de vulkanen. Toch niet. Ik ben vier dagen aan ´t uitkijken geweest om den Tungurahua te zien uitbarsten. Eén of twee dagen voor mijn komst is die gestopt met as spuwen, der kwamen nog wel rookpluimen uit, maar der viel niks nemeer in de stad. Het hoogtepunt was een fotoke bij schemering van tussen de huizen van de stad, de laatsten avond.
Gisterenavond hoor ik op kot dat den Tungurahua terug vollembak bezig is. Op den avond dat ik daar vertrokken ben is hem terug begonnen.

De laatste foto´s uit Riobamba:
http://picasaweb.google.co.uk/ecuador.februari/Riobamba


Een welgemeende groet aan de maten en de familie in de Vlaanders, en een stevige middelvinger aan alle vulkanen.