zondag 30 september 2007

Het avontuur gaat verder

Over het bezoek van professor De Witte, vreemde scoutsactiviteiten, administratief en financieel gesukkel, muziek uit de Andes en andere cultuurdinges, een maffe uitstap met het werk en nog veel meer andere zever.



Zondag 30 september, 10 uur ´s morgens. De stad is leeg en alle winkels zijn dicht, op enkele internetcafees na. Iedereen is gaan stemmen, het is hier al weken vollembak publiciteit voor een vijftigtal partijen, ongelooflijk. Affiches, radioadvertenties, trucks met vlaggen, iedereen schreeuwt om verandering, terwijl iedereen weet dat 90 procent van de kandidaten voor het geld opkomt en niet voor het land. Benieuwd wat de uitslag zal zijn. Waarschijnlijk gaan we hier de uitslag weten nog voor de regering in België gevormd is.
(die is toch nog niet gevormd eh, want we hebben daar iets over opegevangen via via van een of andere Ecuadoriaan)


Terug in de tijd nu, naar zondag 16 september, de ontdekking dat ik geen Frans meer spreek. Dat is blijkbaar een fenomeen dat iedere Vlaming treft die Spaans leert: uw Frans gaat eraan. Ik stond naast de cathedraal naar een groep te luisteren die traditionele Andesmuziek speelde. Naast mij stond een Frans Koppel, we raakten natuurlijk aan de praat. Ik heb me beholpen met Frans, Spaans en Engels. Frans begrijpen is geen probleem, maar spreken zit er niet meer in, ´t is veel te gelijkend op Spaans. Mijn Engels gaat er overigens ook stevig op achteruit, maar dat zijn dingen die ge maar op opfrissen als ge terug zijt natuurlijk.


Het werk is stilaan wat interessanter geworden, al bleef het hoofdzakelijk bestaan uit het lezen van de documenten die de rest al lang nie meer gebruikt. Nu en dan kregen we al eens een interessante presentatie losgepeuterd waarin we wat praktische theorieën vonden, of een recent verslag waardoor we wat hoogte kregen van de huidige situatie. Maar het blijft wel zoeken allemaal.


Woensdag zijn we voor de eerste keer wat cultuur gaan opdoen. We wisten niet op voorhand wat het precies ging zijn, het was dan ook in zekere zin lullig om een optreden van een Zweedse dansgroep te mogen bewonderen: speciaal overgevlogen vanuit Europa. Maar goed, het was origineel en onderhoudend. En we hebben de twee andere Vlamingen hier in Cuenca nog eens gezien: Elvie en Liesbet zijn hier aan hun thesis aan `t werken: bodemstalen nemen om vruchtbare gebieden in kaart te brengen, wat uiteindelijk moet leiden tot herbebossing.


Donderdag 20 september. Na een dike week werken komt er hoog bezoek: professor Karel De Witte uit België, of Karen De Vitte, zoals het hier op het officiële document stond. Rare jongens, die Belgen.

De hele voormiddag heerste er een vreemde, misschien zelfs gespannen sfeer. Vergaderingen werden nog snel ingelegd, afspraken gemaakt, en – vooral – de vloer werd gekuist. In de namiddag was hij er dan eindelijk. Stipt op tijd, in tegenstelling tot enkele van onze Ecuadoriaanse vrienden, uiteraard. Op dat moment heb ik mijn eerste cultuurschokske beleefd. De Witte is echt ne REUS! In België was me dat nooit opgevallen, maar hier bleek die ineens met kop en schouders boven iedereen uit te steken. Heel grappige ervaring. Hij is hier figuurlijk ook wel ne grote piet. En volledig terecht trouwens, want die mens doet veel voor ACORDES. Dat heeft zo zijn effecten. Als ze hier normaal koffie drinken smijten ze de tas in een emmer en kijken zeer niet meer naar om, na een dag zijn er geen tassen meer en dan is ergeen koffie tot er weer een onnozel schaap de afwas doet. Die afwasis overigens in de lavabo van de WC, want we hebben geen water opkantoor. Zeep gebruiken en afdrogen kennen ze hier niet.(wij weten ook niet meer wat er nu organisatiecultuur is en wat erEcuadoriaans is)Maar om terug to the point te komen: na enkele minuten vergaderen gaat er een lijst rond met wat we willen drinken en dat wordt dan opgediend door een meid die zegodweetwaar ineens hebben opgevist met een prachtig servies dat we ook nognooit gezien hebben.
Van ons mag u gerust nog eens langskomen, professor De Witte!

Tijdens een filosofisch klapke met de Cuencaanse buren, Pepe en Coco, heb ik meer inzicht gekregen in wat ik hier precies wil komen meemaken. In onze buitenlandse cocon in het centrum van Cuenca zitten 12 internationale gasten, geen enkele Ecuadoriaan, mooi afgeschermd van de echte wereld. Vooral de Amerikanen zijn sterk in het spreken van Engels, het vinden van westers eten en – vooral – het urenlang kijken naar “seks and the city”. Ik ben content dat ik toch al wat Ecuadorianen heb leren kennen, waar ik regelmatig Ecuadoriaanse toeren mee kan uitsteken. Voor hen ben ik al lang ne goeie vriend, zelf ben ik nog wat op zoek naar de betekenis van dat woord, zeker in deze omstandigheden. Maar het klikt, dat in ieder geval wel.


Op vrijdag heb ik mijn eerste takraad in Ecuador gedaan. Met den Adrián, medeleider van groep Zes: het programma voorbereid en een urenlange inleiding gekregen in de Ecuadoriaanse scoutingmethode. Ik bespaar jullie de details, maar misschien begin ik er voor de geïnteresseerden wel eens een aparte site over, want het is wel treffend hoe hard onze twee werelden verschillen. Dat kom ik nergens zo hard tegen als op de scouts.


Zaterdag met den Drie de bevolking gaan inventariseren, jawel. Blijkbaar hebben ze hier alleen bevolkingsregisters vanaf 18 jaar, en voor de aankomende verkiezingen moesten ze weten of er nog mensen bevon de 18 waren bijgekomen, ongelooflijk. Wij dus met een bende tussen 12 en 17 jaar de straten op, ieders gegevens gaan vragen. Het is me niet helemaal duidelijk of de mensen die niet thuis waren nu wel of niet kunnen gaan stemmen. In ieder geval, na afloop werden we vriendelijk uitgenodigd om te gaan eten bij de organiserende ambtenaar. Wij met 20 man dat huis binnen, goeiendag allemaal, ga rustig zitten. Nee, `t is niet waar, der is toch gene vreemdeling bij zeker? Ik wordt daar direct aangeklampt en meegetroond naar de bomma des huizes. Die pakt mij met betraande ogen hartelijk vast en begint mij uit te horen. Dat menske had blijkbaar ooit goede contacten gehad met een groepke buitenlanders, en sindsdien zijn alle gringos daar heiligen. Het gevolg was een fotosessie met heel het gezin en een dikke voorkeursbehandeling voor de gringito: “het vreemdelingske”. De mannen van de scouts hebben er goed mee gelachen.

Ik moest ook zeker terugkomen op andere weekends en ik moest de GSM-nummer van de dochter des huizes opschrijven. Maak ervan wat ge wilt, maar ik weet ook niet wat ik van zo´n situaties moet denken. (ik houd het op gastvrijheid)
In ieder geval wilden ze op het einde nog een groepsfoto, met de gringito in het midden. Beestig grappig, die mensen leken meer toerist dan ik.

Foto met de meest enthousiaste gastvrouw ooit: http://picasaweb.google.co.uk/ecuador.september/Grupo3Bevolkingsregister

Zondag 23 september, objectief: Cajas, een national park op een dik uur rijden van Cuenca. (dat is hier een heel kleine afstand) We hadden afgesproken met Liesbet (die van de bodemstalen), Simone, de Duitse van ons kot (ik heb na drie weken nog geen enkel mopje over de oorlog gemaakt, stel je voor) en Angel, ne vriendelijke Ecuadoriaan, door Simone tot haar persoonlijk babysit uitgeroepen. Afspraak om 8 uur, tegen half 9 komt onze zuiderse vriend per taxi aangereden. “het probleem is dat jullie altijd zo stipt zijn, je zou dat moeten afleren” Aangekomen in Cajas presenteren we trots onze papieren die bewijzen dat we hier werken, “dat we geen toeristen zijn”. Zo goed als overal hanteert men hier immers nationale prijzen en toeristenprijzen, maar in Cajas swingt het verschil echt wel de pan uit: 1,5$ voor Ecuadorianen, 10 voor toeristen. We moesten onze senso laten zien of 10$ betalen. De senso, dat is een soort identiteitskaart die wij ook moeten halen, omdat we hier zo lang blijven. Maar omdat we hier nog maar pas zijn hebben we die nog niet. Onderhandelen hielp niet, zelfs niet met den Angel erbij. We zijn dan maar illegaal het park ingetrokken, maar al na vijf minuten moesten we een soort boswachter wijsmaken dat we op weg waren om de bus terug te nemen, dat we het park niet ingingen. Het volgende moment klinkt door zijn walkie-talkie dat er vermoedelijk vier gringos en een Ecuadoriaan zonder betalen het park zijn binnengegaan.
Wij dus toch maar met de bus teruggegaan …


Maandag heb ik mij niet meer kunnen houden: na dagenlang muziekwinkels afschuimen op zoek naar een charango (een klein gitaarke, typisch voor de Anders, met een prachtige, hoge, volle klank http://nl.wikipedia.org/wiki/Charango) heb ik mij uit frustratie van het wachten een samboña gekocht, het ziet eruit als een dubbele pamfluit, maar is het niet. Ze hebben hier een stuk of zes-zeven namen voor wat wij panfluit noemen, waarvan ik intussen de drie meest courante ken. (samboña, rondador, flaute de pan)


En wat gebeurt er uitgerekend diezelfde avond:
Ik spring bij de Pepe en de Coco binnen, bijna direct gevolg door een groepke muzikanten, van Andesmuziek dan nog. Die kwamen daar repeteren, en ik mocht meeluisteren. Dat begon zo stilaan mijn wildste verwachtingen te overtreffen. Na een dikke twee uur van sublieme lifemuziek haal ik mijn samboña, met de vraag of ze eens willen zien of het een fatsoenlijke is. Het resultaat is een nieuw concert, waarbij ze allemaal een voor een mijn samboña testen en heftig discuteren. Uiteindelijk besluiten ze dat er ietofwat aan stemming mankeert, maar dat het wel fatsoenlijk gerief is. Uiteraard hebben ze mij ook nog een inleing charango gegeven en me uitgenodigd om de volgende dag terug te komen luisteren. Ik denk dat dat weinig toeristen gegeven is en dat ik voor de zoveelste keer met mijn gat in de boter gevallen ben.


De volgende dag op het werk krijgen we zowaar onze eerste echte taak. Leve de Germán. En leve Evelien, want die is ervoor beginnen zagen. (dat moest, want ze dachten dat wij hier nog een tweetal weken extra gingen lezen) Op 11 en 17 oktober mogen we een teambuildingsdag houden voor twee groepen. Welke groepen? “Dat regelen we tegen dan wel.” Nog diezelfde voormiddag krijgen we da vraag of we eens niet mee naar Oña willen rijden, het dorpke waar Bierbeek mee verbroederd is en waar een van on seen project rond zal doen. “Nu direct wel, want we zijn al te laat.” Jhoana, een zot geval van slechts 25 rijdt er ons met de auto naartoe. En hoe.

Evelien moest naast haar komen zitten, want die heeft een rijbewijs en moest haar dus helpen. Ons Jhoa had zelf wel een rijbewijs, maar in Ecuador haal je dat op twee weken. Bovendien had ze quasi elke dag een andere instructeur gekregen omdat ze het allemaal roepend waren afgebold. Dat beloofde. Om te beginnen kon ze niet starten zonder schokken. Om door de poort van de unief te raken had ze een zestal maneuvers nodig, waarvan één om de auto achter ons door te laten, want daar werd ze nerveus van. Na een tiental minuten waren we van de parking, het verkeer in, waar ze nog een paar keren stil viel. Ongelooflijk. Dat verkeer trekt hier op niks, maar er lijkt nooit iets te gebeuren omdat iedereen weet dat de helft van de chauffeurs niet kan rijden. Door een combinatie van slechte wegen, auto´s op Ecuadorianenmaat en een zottin van een bestuurster ben ik onderweg nog twee keren met mijn hoofd tegen het dak gevlogen, maar verder verliep de reis zonder kleerscheuren.
Tegen 50 per uur gemiddeld kwamen we drie uur later aan in Oña, anderhalf uur te laat op de afspraak. “we kunnen best eerst gaan eten, anders zitten we daar met honger”, aldus Jhoana.


Die avond zijn we naar een gitaarconcert geweest, in de “oude kathedraal”, om vervolgens weer bij die groep Andesmuzikanten te belanden. De volgende dag zouden ze een optreden geven, samen met andere muzikanten en dansgroepen.


De volgende morgen gingen we naar de integratiedienst van Cuenca, onze senso halen. We hadden in Quito uitdrukkelijk gevraagd wat we daarvoor precies fingen nodig hebben. Een huurcontract bestaat hier niet, maar ons kotmadam had een briefke voor ons geschreven om te bevestigen dat we daar een kamer huren. Nu wilden ze daar perse een kopie van haar identiteitskaart bij en een kopie van een telefoon-, water- of electriciteitsrekening, om te bewijzen dat dat huis en die madam echt bestaan. En zo hebben ze ons dus weer ferm liggen.

Die dag hebben we onze eerste groepstaken uitgewerkt. ´s Avonds ben ik met Jorge, medeleider van groep Drie, naar dat folklorisch concert geweest. Ronduit schitterend. In een klein parochiezaalke, zoals ge ze ook bij ons vindt, traden twee traditionele muziekgroepen, een vioolsolist en een handvol dansgroepen in traditionele klederdracht op. Geen enkele toerist was daar te zien, nochtans was dat de plaatselijke folklore in de zuiverste vorm. Beestige sfeer. Zelfs nog voor de groepen optraden zaten er al enkele fanatiekelingen in hun handen te klappen op de achtergondmuziek, dat komt hier wel meer voor. Gewoonlijk stopt dat als er een of andere kluns zonder ritmegevoel het initiatief neemt en daarvoor het gejauw van de zaal op zijn nek krijgt, maar het duurt nooit lang of heel de zaal is weer mee aan ´t klappen en roepen. Zalig.

Op ´t einde deelden ze nog gratis chicha (traditioneel maisbier) en traditionele koeken uit. De Jorge merkte nog op dat we zouden moeten lopen onderweg terug naar huis. Ik dacht dat hij het koud had, bleek dat hij het had over het risico om overvallen te worden. Toen kreeg ik toch effe de poepers. Blijkbaar was hij er wat mee aan ´t lachen, maar echt irreëel was die kans niet, om 23 uur is ´t hier een pak minder veilig dan overdag. Via de juiste wegskes zijn we toch veilig thuis geraakt.

Foto´s folkloristische avond: http://picasaweb.google.co.uk/ecuador.september/FolkloristischOptreden/

Donderdag 27 september, 8 uur ´s morgens. Op dit – voor ons hier – hondsvroege uur verzamelen we aan Acordes, voor de lang aangekondigde daguitstap met het werk. Het doel was om de nieuwelingen te integreren, maar niemad had eraan gedacht om de nieuwelingen het juiste uur mee te delen. Gelukkig weten we al dat Ecuadorianen uursgewijs niet echt te betrouwen zijn. Na een voorzichtige vraag de vorige dag kregen we dus te horen dat het niet 6 uur was, zoals al twee weken op het bord stond, maar 8 uur. “er staat 6 uur zodat iedereen op tijd zou zijn, maar iedereen weet dat dat eigenlijk acht uur is”. Iedereen behalve de Belgen natuurlijk.
Maar goed, tegen half 10 was iedereen aanwezig en tegen kwart voor tien zaten we in de auto. Onderweg nog stoppen, want niet iedereen was erin geslaagd om eten mee te brengen, omdat we zo vroeg moesten opstaan natuurlijk.
Tegen een uur of 11 waren we ter plaatse. De derde en laatste auto arriveerde met een stevige vertraging (en dan waren ook wij onderweg al twee keer gestopt): de inzittenden bleken al een aardig stuk in hun voeten te hebben. In een hilarische stemming beginnen we de beklimming van een berg, op weg naar een waterval van een meter of 15 hoog. Indrukwekkend. De mannen, even terug klein jongenskes, klauteren tot achter de waterval en vervolgens op een grote rots voor de foto. De vrouwen doen het kalmer aan met een foto beneden.

Het middageten was een pampa mesa: iedereen brengt eigen eten mee en vervolgens eet iedereen van alles, supergezellig. Vreemd was wel dat de landeigenaars kwamen vragen of ze de passen van “de vreemdelingen” mochten zien. De houding tegenover het westen (vooral Amerika) is hier toch op zijn zachtst gezegd vreemd te noemen. Na het eten hebben we onze eerste groepstaak mogen uittesten, iets met genummerde personen die zich op een trap moeten ordenen zonder spreken en nog wat extra regels. Zalig om te begeleiden, dat zijn de dingen die deze stage geweldig maken.

Foto´s daguistap ACORDES: http://picasaweb.google.co.uk/ecuador.september/DaguitstapMetACORDES

In de namiddag zijn we gaan zwemmen. Een half uur rijden en we kwamen ineens in een tropisch klimaat terecht. Dat kan hier allemaal. Alleen had niemand ons verteld dat we gingen zwemmen… Evelien is dus aan de kant gebleven, ik ben er in mijn boxershort ingedoken. Gelijk klein kinderen op glijbanen krossen, waaronder één keer met iedereen samen, het blijft gewoon geweldig. Na nog een spelleke voetbal zijn we aan den balk gaan hangen, om de dag rustig af te sluiten. Nadat er nog ne man of drie met kleren aan het zwembad is ingesmeten zijn we terug vertrokken. Voor een kwartierke, althans. Wij dachten dat we op weg naar huis waren, toen ze ineens stopten aan een tankstation met restaurant en bar. “Wat gaan we doen?” “Eerste stop!”
Ge kunt het niet geloven: allemaal rond een tafel en drankspellekes spelen, met iedereen van het werk. We hebben het nog zo slecht niet op onze stage.

(We hebben overigens heel wat nieuws geleerd. De plaatselijke drank is Zhumir, 43º, en de volgende dag heb ik het Spaanse woord voor kater geleerd: chuchaqui. Ervaring is de beste manier om een taal te leren!)


Gisteren na de scouts ben ik er ene gaan drinken met den Adrián. We zijn begonnen met een koffieke in een winkelcentrum en geëindigd met een overvloedige maaltijd in een poepchik restaurant. Ik ben bij zijn familie zowat vriend aan huis aan ´t worden, ik durf daar al bijna niet meer komen want dat betekent gegarandeerd eten. Maar deze keer was het een paar graden erger:
Het voorgerecht was een groot bord met kaas en bonen. Dat zal ginder wel tamelijk belachelijk klinken, maar dat is eigenlijk best wel te genieten. De hoofdschotel was een enorme schotel varkensvlees, we zouden er thuis met vier of meer van eten, met mote sucio: “vuile gekookte mais”: mais gebakken in varkensvet en llapingachos: een soort gebakken puree. Heel goed gegeten.

Ik vind het wel wat ampetant dat dat in zo´n chik restaurant moest. Voor hun is dat blijkbaar een manier om appreciatie te laten merken, maar hier de rijke burger gaan uithangen is het laatste wat ik wil komen doen. En het ergste moet nog komen: de rekening was 11,20$, daar kan je hier bijna tien keer van gaan eten, als ge het wat simple houd. En ik mocht niet bijleggen. Den Adrián is ne werkmens en ik moest het geweten hebben.
Vervolgens heeft hij mij rondgereden langs een hoop plaatskes in Cuenca die ik nog nooit gezien had, om te eindigen in Turi, een parochie op een bergflank met een adembenemend nachtelijk zicht over de stad. Daar heb ik trouwens de grootste verrassing van de reis gehoord: Puma Punku (hier Puma Pungo), de bekende incavesting, ligt in Cuenca! Vlakbij het historisch (lees: koloniaal) centrum dan nog, dat betekent op wandelafstand van ons huis. Elke liefhebber van Precolumbiaanse geschiedenis is nu ongetwijfeld pisjaloers. Michel, ik zal u wat foto´s proberen sturen als ik daar ga toeristen.


Volgende week begint het echte werk, echte groepen, echte teambuildingssessies. De bibliotheek opent ook, dat betekent gratis internet, nu ook buiten de werkuren. Ik neem me voor om regelmatiger en korter te updaten.



Tot binnenkort!

vrijdag 21 september 2007

¡CUENCA! eindelijk thuis

Over de aankomst in Cuenca, het zoeken naar een kot, kennismaking op het werk en de scoutsgroepen in de buurt:
Wederom een afgrijselijk lange tekst, veel sterkte!




Om 6:30 moeten opstaan en te vroeg wakker worden, ge moet ervoor naar Ecuador komen. Ons ritme steekt nog stevig in de prak. Een uur later zitten we op de bus naar Cuenca. Eindelijk richting eindbestemming. Halfweg moeten we over een smal wegske waar zopas een kleine steenlawine de weg versperd heeft. Aan de rechterkant gaapt een enorme afgrond. De jeep voor ons raakt met moeite door het min of meer vrijgemaakte stuk, dat voorspelt voor de bus. Eén of andere vent ruimt nog wat rotsblokken uit de weg en met veel horten en stoten raakt de bus er dan toch door. Knettergek zijn die mannen.

Bij aankomst in Cuenca zijn we een half uur te vroeg. Hoe bestaat het. Bijgevolg voor de verandering eens geen ontvangstcomite. Even later vinden we dan toch de José, die ons een lift door de stad geeft vanachter in de laadbak van een truck, dat is hier precies nogal in de mode. We worden gedropt bij het huis van een zekere Juan. "Don Manuel", de vader, verwelkomt ons vriendelijk en biedt ons een kamer aan. Derde gastgezin, allemaal geregeld door de Ecuadorianen zelf. Don Manuel verontschuldigd zich nog voor de ontvangst en vraagt ons om om 4 uur terug te komen, "want als de vrouw er niet is, is er niks". De José geeft ons vervolgens een rondleiding in "de mooiste stad van Ecuador", werelderfgoed van de Unesco, en in onze universiteit. We hebben ook wat lopen ronddasteren op zoek naar een kot, maar uiteindelijk hebben we het schoonste huis gevonden dankzij een adres van Friedl, die hier vorig jaar als stagiaire zat. MERCI! Er was een kamer vrij en binnen de week kwam er nog een vrij, dat zat goed.

De volgende dag zijn we Acordes gaan zoeken, om te vragen of we al geen week vroeger mochten beginnen, dat betekent meer reismogelijkheden achteraf of wie weet kunnen we er wat sprokkeldagen voor krijgen ... Megaenthousiast ontvangen, kussen en handen van iedereen, direct meegenomen naar een bar voor een uitleg van een dik uur. Een uitleg waar zelfs onze José geen kneit van verstond omdat het veel te snel ging. Kom morgen maar eens terug om het allemaal eens rustig te lezen.

Tijd voor ontspanning. Baños is een dorpke in de buurt - 25 centavos (dolarcent) met de bus - waar er heet water uit de grond komt. We zijn daar een zalig warm bad gaan pakken en voor de eerste keer hebben we kennisgemaakt met de gevaren van de Ecuadoriaanse zon: het is constant redelijk zwaar bewolkt geweest en het heeft zelfs een tijdje geregend, en toch waren we allebei verbrand. Die avond zijn we ons kot gaan vastleggen en met de gastbroers een stevige canelazo gaan drinken, een warme likeur met één of ander fruit erin. Stevig en lekker. En dan de laatste nacht bij ons gastgezin.

Na de verhuis van de volgende morgen trokken we op weg naar onze eerste "echte werkdag". Germán (dit is geen mopje, voor de Molse vrienden) verwelkomde ons op een tweede stevige uitleg over Acordes, al iets duidelijker. Na een half uur komen ze ineens aanrukken met bergen koekskes, chips en fruitsap. Blijkt dat we op reis gaan, "om de nieuwelingen in te burgeren". Vervolgens breekt een discussie van 2 uur los om de bestemming te bepalen, met de voltallige ploeg en tijdens de werkuren. Wat een fantastische werkplaats.
Het werk bestaat de eerste dagen hoofdzakelijk uit het lezen van documenten, verslagen, planningen, een hoop rommel waar we onze weg niet direct in vonden. Als ge hier iets vraagt helpen ze u met veel plezier, maar ge moet wel zelf alle initiatief nemen.
Op onze tweede werkdag dachten we eens goed te laat te komen, officieel moesten we nog lang niet begonnen zijn, dus we vonden dat we ons dat wel konden veroorloven. Tegen half 10 kwamen we in de hal van de faculteit Narcisa, de secretaresse, tegen. Die moest de deur nog openen. Bleek dat we er als eerste waren.

Die middag heb ik een paja toquilla gekocht. Da´s een hoed van paja, een of andere rietsoort, waarvoor Cuenca en omstreken heel bekend zijn. De westerse naam is Panamahoed, omdat ze vroeger in Panama ingescheept werden voor de export. Ik ben er wel nog niet helemaal uit of ik er nu meer of minder als toerist bijloop met dat rieten geval op mijn hoofd.

Het heeft namelijk zo zijn nadelen, herkenbaar zijn als westerling. Ge wordt overal direct bekeken als wandelende portemonee. Het stikt hier van de dieven, we moeten oppassen op plaatsen waar veel volk is, omdat in de drukte niets opvalt, en op plaatsen waar weinig volk is, ondat die gevaarlijker zijn voor overvallen ... Maar we zijn goed op ons hoede. De verkopers verdienen hier meer aan het afrippen van toeristen dan aan het verkopen van hun brol. Die mannen verzinnen de zotste trukken om de toeristen te slim af te zijn. Op de bus betrapten we een krantenverkoper die een krant aanprijsde en daarachter rustig de rits van mijn rugzak openpeuterde. Het schijnt ook populair te zijn om op drukke plaatsen mosterd op iemands jas te smeren. Onmiddellijk duikt iemand op die zo vriendelijk is om je jas te poetsen. Wie dat toelaat is intussen al zijn geld kwijt aan een derde medeplichtige. Ge moet het maar weten.

´t is een beetje een spelleke Wij van onze kant zijn ook al een trukkendoos aan ´t verzinnen. Geld los in je zakken is moeilijker te stelen dan een portefeuille, maar als ik veel geld bij heb steek ik het ergens in de naad van mijn kleding. En toen we terugkwamen van de markt was de rugzak van Evelien geopend. Niets gestolen, want haar portefeuille zat onherkenbaar in een plastiek zakske.

Op ons kot zitten we samen met een hoop internationale studenten, een soort getto eigenlijk. Evelien voelt zich terug in volle erasmusstemming, maar ik had liever ook wat Ecuatorianen leren kennen, hoewel dat via de scouts wel ruimschoots in orde komt. Zo zitten er zes Amerikanen, twee Engelsen, een Duitse, een Fransman en een Schot. Plezante kerels wel, maar elke morgen om 6 uur lawaai aan ´t maken in de keuken omdat ze zo goed als allemaal vanaf zeven uur Engelse les moeten geven. Vooraan ons huis is er dan nog een "muziekschool", (een repetitiekot met drie gitaren en een drumstel) waar constant twee lollige Cuencanen rondhangen, maar waar we nog nooit één leerling hebben gezien. Pepe en Coco noemen ze, twee frisse planten. Verzot op Ecuadoriaanse muziek, en laat dat nu net een van de objectieven van mijn reis zijn...
Zaterdag, hoogdag voor de scouts, eindelijk.

Via de broers van ons gastgezin en de José was ik al uitgenodigd in de zes, maar Cuenca 3 vergadert op 100 meter van ons huis ... Ik dus ´s morgens naar den drie, Belgische das aan, zonder exact te weten wanneer die mannen begonnen en zonder enige afsrpaak vooraf. Ik was een half uur te vroeg en werd geweldig vriendelijk ontvangen. "We kunnen wel een extra leider gebruiken ja." Voor de vergadering zat er een scout bij de groepsleider een knopenproef af te leggen. Dat beloofde. De formatie was, zoals in Riobamba, uiterst strikt, plechtig en vooral lang, met veel kreten en ander serieus gedoe. De spellekes waren dat allerminst. Ze zijn daar zot van "dinámicas": kringspellekes, kringliedjes, uren aan een stuk. Lange spelen zoals wij die doen kennen ze blijkbaar niet. Interessant om te zien, maar niet bepaald iets waar ik voor sta te springen. Het moest wel lukken dat er uitgerekend die dag nog een andere groep op bezoek kwam, het was een soort "massavergadering". De twee groepen samen hadden zowat vijftig leden.

Na de volle twee uur kringspellekes werd er terug formatie geblazen, zo mogelijk nog plechtiger dan de eerste keer. De nieuwe leden werden verzelkomd door hen plechtig de das van de groep om te hangen, terwijl ze de vlag van hun patrouille vasthielden. Dan kwam er van alle kanten leiding uit de formatie om de insignes op te hangen, ik heb er zelf ook twee mogen doen. Hetzelfde gebeurde met leden die van tak veranderden. Intussen was het beginnen regenen, maar niemand droeg een regenjas. Onder de welpkes zaten leden van 6 jaar, maar de formatie onderbreken, daar was geen denken aan.

Tegen dat iedereen doorweekt was en de juiste badgekes op zijn hemd had werd de vergadering gesloten. Na een korte fotosessie met de scout van ergens ver weg schiet er daar direct een scout (zoiets als jongverkenner) op mij af om mij uit te nodigen voor het middageten bij hem thuis. Op de vraag of hij dat niet eerst aan zijn ouders moest vragen was het antwoord duidelijk. Maakt niet uit! Maak je geen zorgen! Intussen werd er nog een andere leider uitgenodigd, die me er op zijn beurt van verzekerde dat dat geen probleem was. Ik vond het maar een rare bedoening, maar ik had wel honger, dus ik ben daar eens goed gaan eten. Blijkbaar is dat daar de normaalste zaak van de wereld om een wildvreemde "vriend" uit te nodigen voor het eten. Het was trouwens heel lekker, de familie was enorm geïnteresseerd en de twee dochters waren best wel de moeite.

Foto´s Grupo 3 San Jorge, eerste vergadering: http://picasaweb.google.co.uk/ecuador.september/Grupo3SanJorgeBezoek

In de namiddag ben ik met de bus naar de zes geweest, wederom een groep van ne man of 25, wederom een formatie waar het Belgisch leger jaloers op zou zijn.. Leger is wel het goede woord, in dit geval. Om de een of andere reden, die ik niet geheel begreep, moesten alle leden beginnen met een aantal gehurkte sprongen, afhankelijk van de leeftijd, 100 voor de oudsten. Ik werd ingelijfd bij de scouts, de tak tussen 12 en 15 jaar, ofzoiets. De planning was ongelooflijk. Op twee uur tijd stonden er maar liefst 7 acticiteiten op het programma, allemaal tot op 10 minuten nauwkeurig gepland. Scouting had daar veel weg van een school, waar men praktische dingen leert, maar ook gebed en goed gedrag kwamen aan bod, geheel doordrongen met het werken aan teamgeest: alles voor de patrouille. En één enkel spelleke, gedurende een vijftiental minuutjes: aflossingskoers De tijd is hier blijven stilstaan, alles functioneert hier nog zoals het 100 jaar geleden bedoeld was, vers ontsproten uit het Engels leger, er wordt dan ook regelmatig naar Baden-Powell verwezen. Geweldig om mee te kunnen maken, maar zelfs voor mij toch een paar stappen te fanatiek, zo op het eerste zicht. Vooral bij de driloefeningen om in zo kort mogelijke tijd in perfecte formatie te staan heb ik zo mijn bedenkingen. (in de houding, in de volgorde, op gelijke afstand van elkaar en op 3 meter van de leider, vlag gepresenteerd en in de speciefieke formatie die de leider aangeeft) Maar goed, ´t is een andere cultuur en ge kunt er maar van leren. Ik ben niet naar hier gekomen om foto´s te trekken (al heeft het er soms veel van weg), maar om het mee te beleven.

Foto´s Grupo 6 Mario Rizzini: http://picasaweb.google.co.uk/ecuador.september/150907Grupo6MarioRizziniBezoek

Tegen volgende week zou ik moeten kiezen bij welke groep ik ga. Niet gemakkelijk, de ene is te soft en de andere is te hard naar mijn goesting. Misschien doe ik ze wel allebei, ik ben er zot genoeg voor. Zoals ze hier zeggen: we zien wel, morgen. En morgen, dat kan eender wanneer zijn.


Blijf vooral volgen (als er tenminste nog íemand zo knetter is om dit allemaal te lezen) want morgen zet ik het volgende verslag op de site...

dinsdag 18 september 2007

Adres

Op aanvraag en omdat er eerder al een verkeerd adres circuleerde, bij deze ons postadres:

voornaam naam
Universidad de Cuenca - Acordes
Casilla 0101168
Cuenca - Ecuador

zondag 16 september 2007

Straffe stoten en zotte kuren

Over een visum, eetgewoonten en … de scouts

Hutten, krotten, jungle en vooral veel honden, dat zijn zowat de belangrijkste ingrediënten van Mindo, een jungledorpke ten noorden vanQuito. We heben er maar een dag gezeten, op aanraden van de vrienden in Quito, maar al gauw bleek dat daar meer Amerikanen dan Ecuadorianenrondliepen. Hoe dan ook, het was wel tof. We zijn naar eenvlinder-/bloementuin geweest (Ven ge gaat jaloers zijn) met eencolibrieobservatorium. Ne grote naam voor 5 bakskes met lokvloeistof,maar het marcheerde wel goed.De volgende dag zijn we gaan wandelen in de jungle, langs een paarwatervallen. Ge kon daar alleen komen na een wandeling van een dik uuren vervolgens een kabelbaan van 150 meter lang. Over een gigantischekloof, uiteraard met bijhorend rivierke beneden. We hadden voor deheenreis wel het geluk om een lift te krijgen, achterin zo´n truck,samen met de Gil en den Asaf, twee Israëlieten uit ons hostal. Welgezellig, een houten huiske tussen de bossen, met hangmatten op deterrassen en een douche met lauw water, echte luxe dus. Het baarde onswel wat zorgen dat er daar een muskietennet hing. Volgens de Quiteñoswas daar geen gevaar voor malaria en dus hadden we ook geen pillengenomen. Maar toen we na een goed uur ter plaatse al allebei volmuggenbeten stonden (in Quito zijn geen muggen) zaten we toch eenbeetje met de poepers. Maar den Elwood, nen Amerikaan, wist ons gerustte stellen. De anophelesmug, die van de malaria, kwam daar niet voor. Dat muskietennet dan toch maar ontrolt en over het bed gehangen, voorde lol. Niet dat het zou helpen, want het hing zeker 20 centimeterboven het bed. Als het echt serieus wordt pakken we dus wel zelf eennet mee.

Foto´s Mindo: http://picasaweb.google.co.uk/ecuador.september/Mindo

Terug in Quito mochten we nog een nachtje bij ons gastgezin blijven.De volgende dag zouden we ons visum regelen (want dat waren wekompleet vergeten) en de bus nemen naar Riobamba, centraal in hetland, halfweg naar Cuenca, onze stageplaats.De migratiedienst van Quito was een attractie waar Bobbejaanland nietaan kan tippen. Welkom in Quito, gelieve zelf twee gele kaftjes enenveloppen te kopen in de papierwinkel even verderop. Moesten we ooknog eens 10 dollar overschrijven in de bank. Komen we daar toch geenAmerikaan tegen die al een week op zijn visum wacht zeker ? En wijwilden diezelfde namiddag al vertrekken naar Riobamba.?U mag uw paspoort hier VIJF DAGEN laten liggen en het dan terug komenophalen.? Tijd voor het betere Belgische sjoemelwerk. Die menswijsgemaakt dat we dezelfde dag nog naar Cuenca moesten vertrekkenvoor ons werk, we konden dus onmogelijk terug naar Quito komen om depapierwinkel te regelen. Het moest dus echt wel vandaag gebeuren.Meneer de consul wilde dus ons busticket naar Cuenca zien. Natuurlijkging dat! Dat kostte ons wel een busrit naar de terminal (eindhaltevan alle bussen) en terug, maar Quito is groot en we hadden nog maareen dike twee uur. Er volgde een helse rit tegen de tijd, op onbekendterrein in een stad van 2 miljoen inwoners, tjokvol zakkenrollers.Peking Express is er kattenpis tegen. Terug in de dienst migratiehadden we nog een dik half uur tijd voor de tent daar sloot. Opnieuw dewachtzaal in en een nummerke getrokken: 85 Op het scherm stond 32, noway dat dat nog ging lukken in een half uur. In de verte zat meneermigratiedienst op de computer te tokkelen, zonder dat er volk bij zat.Wij dus onze moed bijeen geraapt, 53 plaatsen voorgestoken en in onsbeste Spaans gevraagd of hij kon verdergaan met onze zaak.Ge kunt het niet geloven: drie stempels en het was geflikt. Normaalwas daar vijf dagen voor nodig.
(en aan de bank waren we een Amerikaan tegengekomen die er al meer dan een week over deed)

Terug naar ons gastgezin dan, afscheid nemen en (met hun auto!) naar de terminal, voor onze bus naar Riobamba. (die we konden nemen methetzelfde ticket dat we bij de migratiedienst hadden laten zien voorCuenca!) Met 5 dollar en ne grote mond kan je hier een visum krijgen.

Aangekomen in Riobamba was het al pikkendonker, niet de ideale omstandigheden om als vreemdeling in zo´n stad te arriveren. Zowat elke taxi die daar voorbijreed (en dat zijn er hier altijd enorm veel) claxoneerde naar ons, de westerlingen die de stad niet kennen. Maar gelukkig hadden de mannen van Quito onze volgende (scouts)escorte al geregeld. Een kort telefoontje om onze aankomst te bevestigen en ze zouden na 5 minuten aankomen. Goed op tijd naar Ecuadoriaanse normen arriveerden ze een dike drie kwartier later, in een bakske dat harder naar Diesel stonk dan een ontplofte dieseltank. Maar extreem vriendelijke mensen, wederom. We wisten niet goed wat we moesten verwachten, een lift naar een jeugdherberg, info over de stad, … Nee, we redden recht naar huis en kregen een bed aangeboden. In aparte kammers, want zo hoort dat in Zuid-Amerika, blijkbaar. De familie zelf moest dan maar met 4 man in 1 kamer met 1 bed. Enigszins gegeneerd hebben we toch een andere kamerverdeing voorgesteld, maar er was geen speld tussen te krijgen.

Na een korte kennismaking met de familie en het wegzetten van onze rommel kropen we terug de dieseltank in op weg naar het centrum van Riobamba, zowat de meest vierkante plaats op aarde. Zowat alle steden hier zijn gebouwd volgens een dambordpatroon, dankzij onze vrienden de Spanjaarden, maar Riobamba spant qua perfectie blijkbaar toch de kroon. Na een korte wandeling (recht op recht, uiteraard) kwamen we aan in het stadspark, zo noemen ze hier een plein met bloemenperkskes en wat bomen, maar het ziet er altijd wel schoon uit. Daarrond lagen prachtige gebouwen in koloniale stijl, maar veel meer was er daar eigenlijk niet te zien. We waren dus al snel genoodzaakt om de plaatselijke cafees in te duiken, om onze eerste Ecuadoriaanse pinten te pakken. (de pilskes zijn hier niet slecht, vergelijkbaar met die van ons)

De volgende morgen waren we uitgenodigd bij de scoutsgroep waar broer en zus lid van waren. De grootste van Ecuador. Met enige trots wist de groepsleider ons te vertellen dat ze met 120 ingeschreven leden waren. (gemengd) Na een heel formele opening en herverdeling van de leden over de takken werd met veel toeters en bellen de “broeder scout uit België in Europa” voorgesteld. Ik mocht een voormiddagske de zopas opgerichte roverclan mee gaan begeleiden, de oudste afdeling, met leden tussen 17 en 21 jaar. Na een korte maar plechtige inleiding van medeleider Alex, van ons gastgezin, werd met enige trots aangekondigd dat we een Belgisch spel gingen spelen… Ik viel enigszins uit de lucht en heb dan maar het eerste het beste wat in mij opkwam uitgelegd: billenklets! Ze vonden het nog geweldig ook. Daarna wilden we een zo ingewikkeld mogelijke knoop leren “want Ben zit in een Belgische techniekenploeg”. Dank u, Alex. Maar goed, ik doe niet liever, de diamantknoop werd gesmaakt. Vervolgens nog wat lollige dingen uitgestoken met touwen (voor de kenners: het fratske met de twee aan elkaar gebonden mensen die zonder de touwen los te maken van elkaar los moeten komen) waarbij de hele clan wederom neerging van het lachen. Een geslaagde voormiddag, die plechtig werd afgesloten met een groepskreet voor de broeder scout: ze pakken het daar allemaal een paar pakken serieuzer dan bij ons, maar het was enorm lollig.

Dit alles gebeurde overigens tegen de achtergrond van een rookpluim die uit de nabijgelegen, actieve vulkaan Tungurahua kwam. Dat maakte alles nog net iets specialer. (veel meer hebben we nooit gezien, door de bijna constante bewolking)

Die namiddag hebben we nog een wandelingske in de stad gedaan, langs het park waar juist een marktje van indigenas bezig was. De gemiddelde indigenavrouw is twee koppen kleiner dan de gemiddelde Europeaan, draagt een hoedje en wollen poncho in de kleur van de stam over een wit hemd met bloemen en een kleurrijke of zwarte rok. Prachtig zicht allemaal, en we werden daar overal uitgenodigd om te proeven, of ge nu koopt of niet. Zo konden we kennismaken met lekkernijen als gebrande bonen en het tussenstadium tussen melk en kaas, hetgeen wij met een vies gezicht de gootsteen inflikkeren.
Die avond wilde de vader des huizes ons trakteren op pizza. Meneer had nog in Italië gestudeerd en was daar bijzonder trots op. Heel de heenweg (in Riobamba doen ze alles te voet) pakte hij ons allebei bij de arm (!) en vertelde alles wat hij wist over Ecuador en Riobamba. Zotte kerel, maar nen hele toffe pee. Pizza eten ze ginder met pikante looksaus, en daar hoort bier bij om te blussen. Heel lekker.
Feesten deden ze blijkbaar nogal graag in Riobamba. Die avond zijn we met een paar scoutsvrienden naar een discotheek geweest. Rumba, salsa, merengue, cumbia, vraag me niet wat het verschil is, maar het klinkt allemaal geweldig. Het beste vind ik toch reggaetón, een soort kruising tussen hiphop en reggae en blijkbaar exclusief gekend in Latinolanden en Spanje. Het dansen was niet bepaald spectaculair: twee handjes vasthouden en pasjes links en rechts zetten, dat was het zo ongeveer. De meer gevorderde danser kon zijn meisje nu en dan al eens een rondje laten draaien. De locals vonden het blijkbaar geweldig, dus wij deden maar mee, ´t was nog wel plezant.
(en toch moeilijk in ´t begin, jawel, de paskes)

De volgende dag de taxi naar Guano: het naburige dorpke, gekend voor zijn lederwerk. Na enkele winkelkes hebben we een bergske beklommen van vulkanische steen, naar een panorama over het dorp. (met uiteraard onderweg de obligate Lourdesgrot) Maar het plezantste van die dag was toch wel het middageten. Twee kommen soep en twee hoofdgerechten, om samen van te eten, zodat wij zoveel mogelijk gerechten konden proeven. Typische gerechten, en dan mag je hier soms straffe dingen verwachten. Bij de soep serveerden ze kommetjes met gebakken schapenbloed. (na destilatie) Het gezicht van Evelien trok al scheef voor we begonnen waren. Ik ben niet snel ergens vies van en herkende vaag de smaak van pensen. Nadat mijn kom leeg was vroeg ze of ik het vlees dat in haar soep zat niet wilde opeten. Tuurlijk! Bij het overladen bleek dat “vlees” nogal eufemistisch was en dat ik bijgevolg stevig in ´t zak gezet was. Ik heb de schapendarmen dan toch maar opgegeten, het was nogal elastisch, maar de smaak was niet slecht.
De hoofdschotel was minder spectaculair: llapingachos, een soort gebakken puree, met rijst, vlees, bonen en een salaatje. Een goeie chicha als afsluiter ging er wel in. Dat is gefermenteerd maïssap, een smaak die niet te plaatsen valt en een uitzicht dat van ver op een pint lijkt, één die een week heeft buiten gestaan. Maar niet slecht.
Voor het vertrek toch nog even naar het toilet. De andere eetcultuur zorgt namelijk nu en dan voor een snellere stofwisseling. Of er ook toiletpapier is, a.u.b.? Jazeker, je kan daar naast het bestek een servietteje nemen.

Foto´s Riobamba: http://picasaweb.google.co.uk/ecuador.september/Riobamba

Onze laatste dag in Riobamba beloofde culinair nog een hoogtepunt te worden. Al dagen waren ze erover bezig dat ze voor ons hornado gingen maken, dat betekent zoveel als “in de oven bereid”. Het bleek om varkensvlees te gaan, goed gekruid en enorm lekker. Enige verrassing waren de stukken vel die erbij lagen. Niet gewoon spek, maar echte harde stukken vel met een dikke vetlaag eraan. (en puntjes van de haren enzo) “Tuurlijk eten we die ook op, dat is het krokantste en lekkerste deel van het varken.” Goed, we zijn gekomen om dingen te leren kennen. Het viel nog wel mee. (maar Evelien was daar niet geheel mee akkoord)

De volgende dag zijn we om 7 uur ´s morgens de bus opgestapt naar Cuenca. Eindelijk op weg naar huis, zo voelde dat.

(meer nieuws binnenkort: we staan serieus achter want we zitten al 5 dagen in Cuenca)

maandag 3 september 2007

Het midden van de wereld

Toch vermoeiend, zo`n reis; 9 uur tussen Brussel en Atlanta, en dan nog eens 4,5 uur tot in Quito. Daarbij komt dan nog eens een verschil van 7 uur: in Quito was het 9 uur toen we aankwamen, maar voor ons was het eigenlijk al 3 uur `s nachts. (plus een uur verschil met Atlanta) En dan hebben we het nog niet over de hoogte: 2500 meter: weinig zuurstof en dus veel vermoeiender) Een goei bed zou dus wel deugd doen, maar daar moesten we eerst nog een hotel voor vinden…

foto´s vlucht: http://picasaweb.google.co.uk/ecuador.september/01092007VluchtBrusselAtlantaQuito

Niks daarvan, bij het buitenkomen van de gates stonden er twee Quiteños (Lyda en Carlos, “zeg maar Tigre”) met een bord: “SCOUT BEN LOMMELEN”; iemand die ik op jamboree had ontmoet, maar dat die ons ging komen ophalen? Ik wist van niks. Ik ben redelijk zot bezig met scouting, maar die mannen doen er nog vlot een paar stevige scheppen bovenop. Die wisten alleen welke dag wij aankwamen en zijn dus maar komen wachten bij elke vlucht die uit Amerika kwam.

We waren uitgenodigd om bij hen thuis te komen logeren. Volledig uit het niets. Wij dus mee, zij betaalden de taxi, en we kregen direct een verfrissende douche aangeboden. Neem dat maar letterlijk: “na een tijdje komt er warm water”, maar ik was de tweede die douchete en het water was ijs- ijskoud. De boiler zat overigens bij in de douchekop, de bedrading hing ernaast, voor de zekerheid toch wat afgeplakt met plakband. Maar dat is blijkbaar geen uitzondering hier.

Intussen was het al rond half 11, rond half 6 ´s morgens in België dus. Of we mee wilden naar een verjaardagsfeestje. Tuurlijk! Na nog geen 2 uur in Quito waren we al uitgenodigd op het feestje van een of andere Colombiaan, den John. Een scoutsleider, ja.

Dat accent valt hier nog goed mee. Ik had me al op het ergste voorbereid qua cultuurshock: een hoop gewoontes die we zouden moeten afleren, zoals op tijd komen, (een van mijn sterke kanten) WC-papier IN de pot gooien en articuleren, maar vooral dat laatste had ik een beetje overschat. In Quito praten ze beter Spaans dan in de meeste streken in Spanje. En ze lachen hier met de Cuencanen, die zouden namelijk zingen als ze praten. Een beetje de Limburgers van Ecuador.

Goed, tegen een uur of 1 was het toch wel goed geweest. We weten niet echt of onze gastvrouw en -heer het vroeg vonden om dan al door te gaan, maar wij waren intussen 26,5 uur wakker en dat in combinatie met een vette jetlag was toch wat aan de vermoeiende kant. (zeker als ge weet dat het Leuven kermis was de dag ervoor)

De volgende dag warden we allebei wakker om half 7. Ik dacht eerst dat het al avond was, maar dat was te vroeg gejuicht. Ons bioritme steekt precies stevig in de prak. We hebben er toch nog maar een dike 4 uur slaap bij gedaan.

Middageten hebben we in een restaurantje gedaan, onze eerste typische Ecuadoriaanse gerechten. De clichés die we gehoord hadden klopten van geen kanten. OK, er zijn veel gerechten mat rijst, maar ge kun took aardappelen krijgen in verschillende bereidingen. Ook het vlees was niet echt aan de magere kant, eerder een fatsoenlijke portie, zij het soms een erg vreemde substantie. Maar lekker, we hebben niet te klagen. Op het gevaar van een eerste diarreeaanval af hebben we ook een vructensapke gedronken. Daar zijn ze hier nogal sterk in, we hebben tijdens 1 maaltijd 5 nieuwe fruitsoorten leren kennen, waarvan we de meeste dus niet kunnen vertalen. Een boomtomaat was zowat het lolligste. En heel lekker allemaal. Over de prijzen valt ook al niet te klagen. Het was een beetje zoals in de goeien ouwen alma, maar dan zonder de crèmekes achteraf. (vader mag ik voor `t gemak 5 euro blijven aanrekenen per maaltijd?) De groenten konden we helaas niet opeten. Die waren rauw, dat betekent dat ze gewassen zijn met leidingwater en elke westerling die daarvan eet vliegt voor een aantal dagen de pot op. Toch maar niet dus.

De rit naar dat restaurant was een belevenis op zich. De huizen hier zijn dikke burchten. Voor elk raam hangen tralies, de muren zijn hoog en bezet met pieken of glasscherven. Meestal loopt er ook een hond rond die al drie dagen geen eten maar heeft gezien. Het moet wel gezegd dat we vooral de rijke buurten hebben gezien.

Vervolgens gingen we naar “la Ciudad del Mitad del Mundo”, de stad in `t midden van de wereld. Echt een stad was er niet, wel een doort dorpspleintje omgeven door toeristenwinkeltjes. Vermeldenswaard is toch wel het plaatselijke boysbandje dat daar stond te spelen. Echt schitterend, de ene latinokraker achter de andere, met bijhorende danspanskes. Dikke feest. Maar daar kwamen we eigenlijk niet voor. Wel voor het gebouw dat het midden van de wereld aangeeft, knal op de evenaar, die al seen rode lijn op de grond was aangegeven. Binnenin was ere en museum over Ecuador, over de region`s van het land, van west naar oost. Galàpagos, kust, Bergen, regenwoud, en over de verschillende bevolkingsgroepen. Ongelooflijk. Ze hebben hier indigenas, de oorspronkelijke bewoners, met een eigen cultuur in elk van de weetikhoeveel provincies. Dan zijn er de indo-hispaños, ofzoiets, degene die destijds van bil zijn geweest met de Spanjaarden, en tenslotte is er in het noordoosten zelfs een zwarte populatie, allemaal afstammelingen van 23 Afrikaanse slaven die ooit ontsnapt zijn uit een gestrand slavenschip. En daartussen bestaan er nog mengvormen, uiteraard allemaal met hun eigen cultuur. Dan was er ook nog een klein museumke over Coloniaal Quito, ook best te pruimen.

Foto´s gastfamilie en het midden van de wereld: http://picasaweb.google.co.uk/ecuador.september/GastfamiliePavNEnHetMiddenVanDeWereldCiudadDelMitadDelMundo

De namiddag is voorbij gevlogen, tegen de avond zijn we naar de Maagd van Quito gaan zien, een gigantisch beeld op een heuvel met uitwicht over de stad. Het deed een beetje denken aan de Cristus in Buenos Aires (?), maar dan van iets kleiner formaat. Volgens Roberto, de internationale commisaris (een scout die we onderweg hebben opgepikt, het houdt niet op) de enige maagd in Quito.

Wel ne plezante, die Roberto. Die mens had twee Franse scouts (hoe kan he took anders) in huis die niet meer thuis geraakten, op weg naar de luchthaven zijn ze nog iets gaan drinken en daar hebben ze hun geld laten pikken. Paspoorten en vliegtickets gratis meegeleverd. Al chance dat onze ticketten niet op papier staan, maar extra zorg voor de paspoorten is toch geen slecht gedacht, zo te zien.

Na nog een stevige rit door Quito (een drietal miljoen inwoners) , helemaal van zuid naar noord, (leve Lyda, ons gastvrouw, en haren auto) hebben we thuis nog twee matchkes pool gespeeld. Wij waren ook verbaasd dat die dat in huis hadden. We hebben het precies wel getroffen qua logement.

De volgende morgen (dat is deze morgen) werden we opnieuw wakker om half 7, dat blijft wel niet grappig. Uiteindelijk dan maar vroeg opgestaan, want slapen zat er niet meer in. Gezellig ontbijt met Lyda, de moeder van ons gelijknamige gastvrouw, met per persoon twee eitjes van de “codorniz”. God weet wat we gegeten hebben, maar we gokken op kwarteleieren. De vader des huizes at ze met schaal en al, die bevat namelijk veel calcium. Rare jongens die Ecuadorianen.

`s Middags hadden we een afspraak met Mónica, iemand van de scouts hier, hoe kan het ook anders, om samen te gaan eten. Jaime, “zeg maar Mil”, de broer van Lyda (scout, wat dacht u) moest nog naar het centrum. Konden wij weer profiteren van een lift. Ze hebben ons dan maar afgezet aan een shoppingcenter, waar we een drietal uur hebben rondgehangen. De prijzen waren min of meer dezelfde als bij ons. Tot de voornaamste bezienswaardigheden behoorden onder andere de groepjes kinderen in schooluniform die daar rondliepen, lollig, maar echt wel chique. Hier is `t ook de eerste schooldag.

Tegen 1 uur zijn we dan richting het werk van Mónica gegaan. We waren nog een tiental minuten te vroeg en die hebben we dan maar doorgebracht op de schommel, niet bepaald hoe we on sons bezoek aan Quito hadden voorgesteld, maar toch nog eens plezant. Mónica werkt in “Fundación Alternativa”, geen idee wat dat eigenlijk is. Een bom van een bedrijf, in ieder geval: toen toen de portier ons terug buiten liet door de stalen poorten stond er al een auto op ons te wachten. Met twee bodyguards. De Luco en de waren twee beren, maar ze mochten blijkbaar geen woord zeggen.

Aangekomen aan het restaurant parkeren de twee de auto en gaan we met zen drieën binnen. Een plakkaat van een menukaart vol met typische gerechten, aan de dure kant, maar wel naar Ecuadoriaanse normen. Uiteindelijk bleek Mónica nog alles te betalen ook. Zalige mensen. Omdat er zoveel keuze was hebben we dan maar drie gerechten besteld, die in het miden van de tafel gezet en elk een extra bord gevraagd. In een poepchik restaurant rustig van elkaars bord mee-eten, zalig. (moeder dat was het voorstel van Mónica zelf) Na het eten hebben we nog een fotoke gepakt met Mónica, waarna ze dringend terug naar haar werk moest. De bodyguards kwamen al voorgereden.

Ze wist ons nog te vertellen waar het dichtsbijzijnde internetcafe was, daar zitten we nu tegen een tijdslimiet op een qwertytoetsenbord met een Spaanse spellingscorrector aan een verslag te typen en te bellen met thuis. (er staan hier ook allemaal vieze letters op die het nog wat bemoeilijken: ¿?, ¡!, ñ)

Straks gaan we “Quito por la noche” bezien, het historische stadscentrum bij nacht. Met onze gebruikelijke Ecuadoriaanse scoutsescorte, dan is er naar ´t schijnt geen (of toch minder) gevaar voor dieven. Morgen springen we de bus op, ergens naar ´t noorden, we weten nog niet echt naar waar maar we denken aan Otavalo. (vermoedelijk zonder scouts, voor de verandering) Een verslag volgt.

Foto´s historisch stadsdeel en Quito bij nacht: http://picasaweb.google.co.uk/ecuador.september/QuitoHistorischCentrum

Groeten van uw verslaggevers ter plaatse:

In het midden van de wereld.

Evelien en Ben