maandag 2 maart 2009

Doe mar is zot!

Op Erasmus moogde al eens zot doen. (nog zotter als gewoonlijk, ja) Ik heb lang nagedacht over hoe ik dit kan vertellen zonder mijn imago al te veel te schaden, maar er is geen goei manier. Ons moe zal alvast fier op mij zijn: ik zit in ’t zangkoor. Dat en nog wat faits divers in dit verslag.




Uw cultuurverkenner ter plaatse heeft zich deze week op de Zweedse liederschat gestort. Cantusverslaafd als ik ben besloot ik om eens bij ons studentenkoor te gaan rondneuzen. Dat is hier blijkbaar niet alleen voor wittezokkendragers, maar ook voor de iets minder excentrieke student. Ik durf zelfs bijna het woord normaal gebruiken. Er zijn hier toch wel een tien- tot vijftiental studentenkoren. In Leuven zijn er een stuk of twee. (denk ik: Picanto en het LUK)
Toch enigszins onzeker raapte ik al mijn ballen bijeen en stapte maandagavond de kelder van Wermlands Nation binnen, om eens “te gaan zien” naar de repetitie. Nadenkend over welk lied ik zou zingen als ze mijn zangstem zouden beoordelen had ik het Io vivat gekozen, hoogstwaarschijnlijk het lied dat ik tot nu toe veruit het meest gezongen heb in mijn leven. Maar zo ver kwam het niet, misschien al goe, na een kort klapke met de dirigente werd ik vriendelijk uitgenodigd om plaats te nemen bij de bassen. Bijna de helft van dat koor bestond toch wel uit venten. En ik dacht nog dat het de perfecte manier zou zijn om veel vrouwen te leren kennen, toch niet helemaal dus. (deze laatste zin past in mijn strategie om de schade aan mijn imago te beperken)
In ieder geval, ik maak kennis met de mannen, zet mij en een onmiddellijk bekruipt mij het gevoel van de repetities van de harmonie waar ik enkele jaren trompet bij gespeeld heb. Tot ik een paar tanden verloor door frontaal op mijn bakkes te gaan, maar dat is een ander verhaal. Gezellig, er was zelfs een pauze met koffie en koekskes. Die Zweden toch, er moet echt overal eten bij.
Studentenliederen waren het vooral, maar dan echt wel in zesentwintig stemmen enzo, een heel contrast met vijftig zatte Vlamingen. (Hoewel die laatste soms in meer dan zesentwintig stemmen zingen.) En jawel, toen ik zei dat ik van België was kreeg ik direct de vraag: “Dan kende gij het Gaudeamus Igitur!”. Amai nog nie, het gaudeamus in vier stemmen, ge kunt nie geloven hoe schoon dat is. “De brevitate Vitae,” “over de kortheid van het leven,” was het getiteld, in tegenstelling tot in onze codex.

Een impressie van hoe subliem dit schitterende lied klinkt in vier stemmen:




Na de repetitie zijn we er nog ene gaan drinken met een iets selecter gezelschap. In een “pub”, en dan blijkt dat het hier eigenlijk helemaal nie zo strontduur is als iedereen eigenlijk denkt. Als ge bier per meter bestelt kost elke pint 20 kronen, bijna 2 euro. Het zijn dan wel pinten van ne centiliter of 15-20, ik weet het nie. Maar te doen dus, en mijne gebuur, de Mons, heeft daar een ferm schotel besteld met vanalles erop en eraan en dat was maar een dikke 5 euro. Zo leer ik Zweden weer van nen andere kant kennen. En vooral: weer een gezelschap dat niet constant in ’t Engels bezig is, naast de scouts de enige mannen waar ik echt goed Zweeds mee kan oefenen. Bovendien vollembak ambiance want die mannen bleven maar gaan met hun liederen. En ze hebben speciaal voor mij een kennismakingsspel gedaan. Dikke sfeer allemaal. Vanaf nu dus elke maandag naar ’t zangkoor, ons moe is er niks tegen.


Onder het motto “doe maar eens zot” heeft ook onze kotbaas deze week ne ferme stoot uitgehaald. We zitten hier nu met een soortement Thaise vrouw met een dochterke van een jaar of zes. Madam kan amper Engels en mijn Zweeds is al beter dan het hare. Allemaal goed, maar die kleine op een studentenkot steken, dat vind ik toch maar scheef. Zowel voor ons als voor mama en dochter. Ik ben dan ook eens in mijn nation gaan zien naar de kamer die daar vrij staat. Mogelijk trek ik daar binnenkort in, als ik mijn contract hier afgezegd krijg, om meer met Zweden om te gaan dan met internationals, want zoals ik al zei, dat kunde in Leuven ook. Daar moet ge nie voor op erasmus. ’t Is wel een serieus waagstuk want de Zweden zijn een pak geslotener naar buitenlanders, dus ik zit nog met twijfels.


Te vrijdag heb ik mijn tweede sittning (soort cantus, maar met eten) gedaan. Het was het “dankfeest” voor iedereen die voor de nation gewerkt had die maand. Ikke ocharmkes maar ene keer, maar ik mocht gelukkig toch al binnen. Nen heerlijken driegangenmenu en enkele alcoholische consumpties gratis aangeboden door de nation. Tussendoor constant liekes zingen en een dikke fuif erna. Op ’t einde nog kotgenoten tegengekomen en samen te voet naar huis, een half uurke wandelen. Da kan deugd doen zo ’s nachts.


Vivat academia, vivant professores.
Vivat mumbrum qoudlibet
Vivant membra quaelibet
Semper sint in flore!

1 opmerking:

Eef zei

Amai Ben, ge zet blijkbaar alles op haren en snaren, hangt de lier maar niet te snel aan de wilgen. Zeg maar, straks moogt ge nog de eerste viool spelen. Enfin, zolang ge maar niet uit den toon valt of teveel noten op uwe zang hebt en ge het hoogste lied zingt. Zingt vooral geen toontje lager, want uw verhalen klinken mij als muziek in de oren!