zondag 16 september 2007

Straffe stoten en zotte kuren

Over een visum, eetgewoonten en … de scouts

Hutten, krotten, jungle en vooral veel honden, dat zijn zowat de belangrijkste ingrediënten van Mindo, een jungledorpke ten noorden vanQuito. We heben er maar een dag gezeten, op aanraden van de vrienden in Quito, maar al gauw bleek dat daar meer Amerikanen dan Ecuadorianenrondliepen. Hoe dan ook, het was wel tof. We zijn naar eenvlinder-/bloementuin geweest (Ven ge gaat jaloers zijn) met eencolibrieobservatorium. Ne grote naam voor 5 bakskes met lokvloeistof,maar het marcheerde wel goed.De volgende dag zijn we gaan wandelen in de jungle, langs een paarwatervallen. Ge kon daar alleen komen na een wandeling van een dik uuren vervolgens een kabelbaan van 150 meter lang. Over een gigantischekloof, uiteraard met bijhorend rivierke beneden. We hadden voor deheenreis wel het geluk om een lift te krijgen, achterin zo´n truck,samen met de Gil en den Asaf, twee Israëlieten uit ons hostal. Welgezellig, een houten huiske tussen de bossen, met hangmatten op deterrassen en een douche met lauw water, echte luxe dus. Het baarde onswel wat zorgen dat er daar een muskietennet hing. Volgens de Quiteñoswas daar geen gevaar voor malaria en dus hadden we ook geen pillengenomen. Maar toen we na een goed uur ter plaatse al allebei volmuggenbeten stonden (in Quito zijn geen muggen) zaten we toch eenbeetje met de poepers. Maar den Elwood, nen Amerikaan, wist ons gerustte stellen. De anophelesmug, die van de malaria, kwam daar niet voor. Dat muskietennet dan toch maar ontrolt en over het bed gehangen, voorde lol. Niet dat het zou helpen, want het hing zeker 20 centimeterboven het bed. Als het echt serieus wordt pakken we dus wel zelf eennet mee.

Foto´s Mindo: http://picasaweb.google.co.uk/ecuador.september/Mindo

Terug in Quito mochten we nog een nachtje bij ons gastgezin blijven.De volgende dag zouden we ons visum regelen (want dat waren wekompleet vergeten) en de bus nemen naar Riobamba, centraal in hetland, halfweg naar Cuenca, onze stageplaats.De migratiedienst van Quito was een attractie waar Bobbejaanland nietaan kan tippen. Welkom in Quito, gelieve zelf twee gele kaftjes enenveloppen te kopen in de papierwinkel even verderop. Moesten we ooknog eens 10 dollar overschrijven in de bank. Komen we daar toch geenAmerikaan tegen die al een week op zijn visum wacht zeker ? En wijwilden diezelfde namiddag al vertrekken naar Riobamba.?U mag uw paspoort hier VIJF DAGEN laten liggen en het dan terug komenophalen.? Tijd voor het betere Belgische sjoemelwerk. Die menswijsgemaakt dat we dezelfde dag nog naar Cuenca moesten vertrekkenvoor ons werk, we konden dus onmogelijk terug naar Quito komen om depapierwinkel te regelen. Het moest dus echt wel vandaag gebeuren.Meneer de consul wilde dus ons busticket naar Cuenca zien. Natuurlijkging dat! Dat kostte ons wel een busrit naar de terminal (eindhaltevan alle bussen) en terug, maar Quito is groot en we hadden nog maareen dike twee uur. Er volgde een helse rit tegen de tijd, op onbekendterrein in een stad van 2 miljoen inwoners, tjokvol zakkenrollers.Peking Express is er kattenpis tegen. Terug in de dienst migratiehadden we nog een dik half uur tijd voor de tent daar sloot. Opnieuw dewachtzaal in en een nummerke getrokken: 85 Op het scherm stond 32, noway dat dat nog ging lukken in een half uur. In de verte zat meneermigratiedienst op de computer te tokkelen, zonder dat er volk bij zat.Wij dus onze moed bijeen geraapt, 53 plaatsen voorgestoken en in onsbeste Spaans gevraagd of hij kon verdergaan met onze zaak.Ge kunt het niet geloven: drie stempels en het was geflikt. Normaalwas daar vijf dagen voor nodig.
(en aan de bank waren we een Amerikaan tegengekomen die er al meer dan een week over deed)

Terug naar ons gastgezin dan, afscheid nemen en (met hun auto!) naar de terminal, voor onze bus naar Riobamba. (die we konden nemen methetzelfde ticket dat we bij de migratiedienst hadden laten zien voorCuenca!) Met 5 dollar en ne grote mond kan je hier een visum krijgen.

Aangekomen in Riobamba was het al pikkendonker, niet de ideale omstandigheden om als vreemdeling in zo´n stad te arriveren. Zowat elke taxi die daar voorbijreed (en dat zijn er hier altijd enorm veel) claxoneerde naar ons, de westerlingen die de stad niet kennen. Maar gelukkig hadden de mannen van Quito onze volgende (scouts)escorte al geregeld. Een kort telefoontje om onze aankomst te bevestigen en ze zouden na 5 minuten aankomen. Goed op tijd naar Ecuadoriaanse normen arriveerden ze een dike drie kwartier later, in een bakske dat harder naar Diesel stonk dan een ontplofte dieseltank. Maar extreem vriendelijke mensen, wederom. We wisten niet goed wat we moesten verwachten, een lift naar een jeugdherberg, info over de stad, … Nee, we redden recht naar huis en kregen een bed aangeboden. In aparte kammers, want zo hoort dat in Zuid-Amerika, blijkbaar. De familie zelf moest dan maar met 4 man in 1 kamer met 1 bed. Enigszins gegeneerd hebben we toch een andere kamerverdeing voorgesteld, maar er was geen speld tussen te krijgen.

Na een korte kennismaking met de familie en het wegzetten van onze rommel kropen we terug de dieseltank in op weg naar het centrum van Riobamba, zowat de meest vierkante plaats op aarde. Zowat alle steden hier zijn gebouwd volgens een dambordpatroon, dankzij onze vrienden de Spanjaarden, maar Riobamba spant qua perfectie blijkbaar toch de kroon. Na een korte wandeling (recht op recht, uiteraard) kwamen we aan in het stadspark, zo noemen ze hier een plein met bloemenperkskes en wat bomen, maar het ziet er altijd wel schoon uit. Daarrond lagen prachtige gebouwen in koloniale stijl, maar veel meer was er daar eigenlijk niet te zien. We waren dus al snel genoodzaakt om de plaatselijke cafees in te duiken, om onze eerste Ecuadoriaanse pinten te pakken. (de pilskes zijn hier niet slecht, vergelijkbaar met die van ons)

De volgende morgen waren we uitgenodigd bij de scoutsgroep waar broer en zus lid van waren. De grootste van Ecuador. Met enige trots wist de groepsleider ons te vertellen dat ze met 120 ingeschreven leden waren. (gemengd) Na een heel formele opening en herverdeling van de leden over de takken werd met veel toeters en bellen de “broeder scout uit België in Europa” voorgesteld. Ik mocht een voormiddagske de zopas opgerichte roverclan mee gaan begeleiden, de oudste afdeling, met leden tussen 17 en 21 jaar. Na een korte maar plechtige inleiding van medeleider Alex, van ons gastgezin, werd met enige trots aangekondigd dat we een Belgisch spel gingen spelen… Ik viel enigszins uit de lucht en heb dan maar het eerste het beste wat in mij opkwam uitgelegd: billenklets! Ze vonden het nog geweldig ook. Daarna wilden we een zo ingewikkeld mogelijke knoop leren “want Ben zit in een Belgische techniekenploeg”. Dank u, Alex. Maar goed, ik doe niet liever, de diamantknoop werd gesmaakt. Vervolgens nog wat lollige dingen uitgestoken met touwen (voor de kenners: het fratske met de twee aan elkaar gebonden mensen die zonder de touwen los te maken van elkaar los moeten komen) waarbij de hele clan wederom neerging van het lachen. Een geslaagde voormiddag, die plechtig werd afgesloten met een groepskreet voor de broeder scout: ze pakken het daar allemaal een paar pakken serieuzer dan bij ons, maar het was enorm lollig.

Dit alles gebeurde overigens tegen de achtergrond van een rookpluim die uit de nabijgelegen, actieve vulkaan Tungurahua kwam. Dat maakte alles nog net iets specialer. (veel meer hebben we nooit gezien, door de bijna constante bewolking)

Die namiddag hebben we nog een wandelingske in de stad gedaan, langs het park waar juist een marktje van indigenas bezig was. De gemiddelde indigenavrouw is twee koppen kleiner dan de gemiddelde Europeaan, draagt een hoedje en wollen poncho in de kleur van de stam over een wit hemd met bloemen en een kleurrijke of zwarte rok. Prachtig zicht allemaal, en we werden daar overal uitgenodigd om te proeven, of ge nu koopt of niet. Zo konden we kennismaken met lekkernijen als gebrande bonen en het tussenstadium tussen melk en kaas, hetgeen wij met een vies gezicht de gootsteen inflikkeren.
Die avond wilde de vader des huizes ons trakteren op pizza. Meneer had nog in Italië gestudeerd en was daar bijzonder trots op. Heel de heenweg (in Riobamba doen ze alles te voet) pakte hij ons allebei bij de arm (!) en vertelde alles wat hij wist over Ecuador en Riobamba. Zotte kerel, maar nen hele toffe pee. Pizza eten ze ginder met pikante looksaus, en daar hoort bier bij om te blussen. Heel lekker.
Feesten deden ze blijkbaar nogal graag in Riobamba. Die avond zijn we met een paar scoutsvrienden naar een discotheek geweest. Rumba, salsa, merengue, cumbia, vraag me niet wat het verschil is, maar het klinkt allemaal geweldig. Het beste vind ik toch reggaetón, een soort kruising tussen hiphop en reggae en blijkbaar exclusief gekend in Latinolanden en Spanje. Het dansen was niet bepaald spectaculair: twee handjes vasthouden en pasjes links en rechts zetten, dat was het zo ongeveer. De meer gevorderde danser kon zijn meisje nu en dan al eens een rondje laten draaien. De locals vonden het blijkbaar geweldig, dus wij deden maar mee, ´t was nog wel plezant.
(en toch moeilijk in ´t begin, jawel, de paskes)

De volgende dag de taxi naar Guano: het naburige dorpke, gekend voor zijn lederwerk. Na enkele winkelkes hebben we een bergske beklommen van vulkanische steen, naar een panorama over het dorp. (met uiteraard onderweg de obligate Lourdesgrot) Maar het plezantste van die dag was toch wel het middageten. Twee kommen soep en twee hoofdgerechten, om samen van te eten, zodat wij zoveel mogelijk gerechten konden proeven. Typische gerechten, en dan mag je hier soms straffe dingen verwachten. Bij de soep serveerden ze kommetjes met gebakken schapenbloed. (na destilatie) Het gezicht van Evelien trok al scheef voor we begonnen waren. Ik ben niet snel ergens vies van en herkende vaag de smaak van pensen. Nadat mijn kom leeg was vroeg ze of ik het vlees dat in haar soep zat niet wilde opeten. Tuurlijk! Bij het overladen bleek dat “vlees” nogal eufemistisch was en dat ik bijgevolg stevig in ´t zak gezet was. Ik heb de schapendarmen dan toch maar opgegeten, het was nogal elastisch, maar de smaak was niet slecht.
De hoofdschotel was minder spectaculair: llapingachos, een soort gebakken puree, met rijst, vlees, bonen en een salaatje. Een goeie chicha als afsluiter ging er wel in. Dat is gefermenteerd maïssap, een smaak die niet te plaatsen valt en een uitzicht dat van ver op een pint lijkt, één die een week heeft buiten gestaan. Maar niet slecht.
Voor het vertrek toch nog even naar het toilet. De andere eetcultuur zorgt namelijk nu en dan voor een snellere stofwisseling. Of er ook toiletpapier is, a.u.b.? Jazeker, je kan daar naast het bestek een servietteje nemen.

Foto´s Riobamba: http://picasaweb.google.co.uk/ecuador.september/Riobamba

Onze laatste dag in Riobamba beloofde culinair nog een hoogtepunt te worden. Al dagen waren ze erover bezig dat ze voor ons hornado gingen maken, dat betekent zoveel als “in de oven bereid”. Het bleek om varkensvlees te gaan, goed gekruid en enorm lekker. Enige verrassing waren de stukken vel die erbij lagen. Niet gewoon spek, maar echte harde stukken vel met een dikke vetlaag eraan. (en puntjes van de haren enzo) “Tuurlijk eten we die ook op, dat is het krokantste en lekkerste deel van het varken.” Goed, we zijn gekomen om dingen te leren kennen. Het viel nog wel mee. (maar Evelien was daar niet geheel mee akkoord)

De volgende dag zijn we om 7 uur ´s morgens de bus opgestapt naar Cuenca. Eindelijk op weg naar huis, zo voelde dat.

(meer nieuws binnenkort: we staan serieus achter want we zitten al 5 dagen in Cuenca)

2 opmerkingen:

Lommelen blog zei

Over de schrijffouten:

Die Spaanse spellingscorrector doet hier regelmatig straffe toeren, het is qwerty en ik betaal per minuut. Geen tijd om na te kijken.

Verpoest zei

Lommelen,

Ik vraag me af hoe lang ge het nog gaat volhouden om zoveel te schrijven, het is alleszins wel welkom om iets te lezen tijdens de stage dat niet stagegerelateerd is.
Het klinkt allemaal fantastisch, ik denk me er iets te kunnen bij voorstellen, maar bovenal vermoed ik dat ge het er fantastisch naar uw zin hebt!

Ik zou zeggen: geniet met volle teugen, maar dat waart ge wellicht wel van plan !

Arrividerci hanz, dit was vermoedelijk nog niet de laatste dans,

Verpoest