(Ne veel te langen tekst, maar genen tijd om dat allemaal te redacteren -> op het net ermee en gedaan.)
Over de scouts in Ambato, die mij uitnodigden
Over de vulkanen, en een poging tot beklimming
Over carnaval in een boerenfamilie tussen de bananenplantages
(ja dat is al minstens het derde verslag dat ik doorboom over carnaval, maar dat is de schuld van de feestzotte Ecuadorianen)
Ja ik denk dat de vulkanen hier iets tegen mij hebben. En vanaf nu ik officieel ook iets tegen hen. Maar voor ik dat uitleg ga ik bij het begin beginnen.
“Hey Ben! Keilang geleden, zalig da ge belt!” Verónica, uit Riobamba, was content met mijn onverwacht telefonneke. Tijdens de eerste dagen in Ecuador heb ik drie nachten bij haar geslapen – uitsluitend doelend op de gastvrijheid, voor de duidelijkheid – en we hadden elkaar al lang niet meer gezien. Ik had in Quito op een nationaal scoutskamp volk uit andere groepen in Riobamba leren kennen en die hadden mij uitgenodigd om eens den Chimborazo te komen beklimmen, den hoogsten berg van Ecuador, nen uitgedoofde vulkaan. Maar ik was die hun gegevens kwijtgeraakt: portefeuille gepikt. (of verloren, geen idee) Allemaal geen probleem, Verónica zou hare kenniskring afbellen en nen dag later had ik al ne mail met het bericht dat ze via via aan de nummer van de groepsleidster van die groep was geraakt, de “Grupo 5 San Felipe Neri Riobamba”. Die laatste gaf mij de nummer van nog nen andere scout en die nodigde mij uit om bij hem thuis te komen logeren. We kenden mekaar van haar noch pluim, maar als ge scout zijt zijde hier overal en altijd welkom.
Ik moest vrijdagavond in Riobamba aankomen, om nog diezelfde nacht te kunnen beginnen met de beklimming van den Chimborazo. Ze gingen dat onder scouts regelen en dan zou me dat beduidend minder geld kosten, misschien zelfs gratis. “Dat zullen we nog wel zien,” heb ik intussen leren denken, hier in Ecuador.
Dat impliceerde wel dat ik vrijdagmiddag al moest vertrekken, en het was vrijdag de carnavaluitstap van ACORDES. Heel spijtig, maar ik ben de mannen ne plezanten uitstap gaan wensen en ik ben naar Riobamba vertrokken. De kans om den Chimborazo te beklimmen zonder daarbij voor stevig afgezet te worden is niet voor iedereen weggelegd. Ik heb evenwel niet nagelaten om de mannen hunnen trip al vrolijk in te zetten: onder mijne jas zat een fles van 1,35 liter water verstopt (Ecuadoriaanse maten) en in beide broekzakken was ik nog eens voorzien van een half literke. Zjust voordat iedereen in de auto´s stapte – nadat we bijna twee uur gewacht hadden totdat iedereen aanwezig was – heb ik iedereen eens goed vol water gesmeten, wat nog geweldig geapprecieerd werd ook. Dat lieten ze dan ook kwistig merken: het duurde niet lang of ik hing vol bloem, water was er niet voor handen.worden is niet voor iedereen weggelegd. qn wensen en ik ben naar Riobamba vertrokken. CORDES. himborazo. roep
Welkom in Riobamba
Tegen een uur of acht kom ik aan in Riobamba, na een busreis van zes uur. Het is regenseizoen, ookal regent het nog altijd niet overdreven veel, en dat heeft zijn nadelen voor de reis. Veel mist, grondverzakkingen die de weg versperren, rivierkes die van loop veranderen en de weg overspoelen, ge zijt rap twee uur extra kwijt. Ik word heel vriendelijk ontvangen en blijkt dat ik die mensen toch herkende van in Quito, ik had totaal onbekenden verwacht. (ik ga ervan uit dat zij zich de enige blanke deelnemer van het 600 deelnemers tellende kamp nog herinnerden) Holguer, de gastheer, heet me welkom en stelt Holguer, zijne zoon, voor (ja dat is hier typisch) en Lourdes, zijn vrouw. Als ik hier uitleg dat ik maar ene naam heb dan krijg ik soms de reactie: “en hoe weet ge dan het verschil met uwe vader of uw familie?”
Aan tafel komen de eerste straffe verhalen boven, over den Tungurahua, nen actieve vulkaan die voor de moment sterk verhoogde activiteit vertoont. Ze hadden de planning wat aangepast: ge kunt deze nacht nog niet gaan klimmen, maar we gaan naar een panorama van waarop ge den Tungurahua kunt zien uitbarsten. Mij was een soort vuurwerkspectakel beloofd, maar toen we, na een uur rijden, op het panoramapunt uitkwamen bleek de volledige weide omtrekt kilometers ver klaar te zijn, behalve de Tungurahua, die volledig in de mist zat. Het was intussen al half twaalf en ik zou de volgende nacht nen berg van 6000 meter moeten beklimmen, ik begon dat al redelijk onnozel te vinden. Maar van den andere kant weet ge hier nooit wat er zjust gaat gebeuren en ik heb al geleerd om het zaakske gewoon te vertouwen, er gebeuren altijd andere dingen dan ge verwacht en ge kunt die mensen toch niet tegenhouden als die u iets willen laten zien.
Om half twee nachts wordt ik wakker in de auto, na nog een half uur maakt den Holguer zijn familie wakker en stelt voor om tillekesaan naar huis te rijden, want het is bewolkt. We zouden aankomen tegen drie uur, de nacht voor de beklimming. Zottigheid.
De scouts
De volgende morgen staan we op om negen uur, want om negen uur begint de scouts. Een uur te laat arriveren we ter plaatse, allemaal nie erg. Ik help de tent rechtzetten (een groep met een tent is hier trouwens een zeldzaamheid) waar ze de eten voor carnaval in gaan klaarmaken en mag vervolgens den troep (jongverkenners) en de clan (JINs) trakteren op “Belgische spellekes”. Dikke Berta, billekeklets en verkrachterke, het zijn de klassiekers die het hem altijd weer doen. Tijdens verkrachterke worden we onderbroken: tijd om carnaval te gaan spelen. De groepsleiderste blaast formatie voor de tent, terwijl iedereen zich strak in ´t gelid zet haalt den Holguer van achter de tent een tuinslang voor de pinnen. Dikke chaos, het spel is begonnen. Tegen dat iedereen zeiknat is en vol schuim hangt (er duiken ook altijd spuitbussen met “carnavalschuim” op) wordt de eerste scout door een paar kameraden vastgegrepen en begint iedereen te roepen: “op de grond, op de grond, ...” Een beetje verder begint er wat volk haastig water in de zand te kappen, de ongelukkig wordt blijkbaar op een modderbad getrakteerd, willen of nie. Een half uur later hebben ze de volledige groep dezelfde kuur gegeven, tot klein welpkes van een jaar of zes aan toe. Carnaval is voor iedereen.
Foto´s: carnaval bij de scouts
http://picasaweb.google.co.uk/ecuador.februari/RiobambaGrupo5SanFelipeNeriCarnaval
Die namiddag heb ik mijne rugzak gemaakt en zijn we mijn gerief voor den Chimborazo gaan uitzoeken bij de gids. Ik moest toch betalen, en nog nie weinig ook: 150 dollar. Het moet wel gezegd dat dat alleen de prijs voor de gids en de berghut was, het materiaal kreeg ik gratis en ik kreeg ne privegids, de gemiddelde toerist zou tegen de 250 moeten neertellen, op voorwaarde dat hem in groep is dan nog, alleen is het duurder.
“Ga uw gang, de berg is van u.”
Daarna zijn we richting Chimborazo gereden, ne rit van een anderhalf uur tot aan de eerste berghut, op 4800 meter, de grens van de eeuwige sneeuw. Van daaruit vertrokken we te voet naar de tweede berghut, een honderdtal meter hoger, voor een stevige maaltijd (pasta en veel groenten) en een overnachting. Wat niet noodzakelijk op slapen duidt. Om 8 uur hadden we gedaan met eten en raadden ze mij aan in mijnen tram te kruipen. We moesten om 11 uur opstaan om de beklimming aan te vatten. Die mannen klimmen immers ´s nachts, omdat de sneeuw dan hard is en dat is gemakkelijker. Ik had daar op voorhand al op gereageerd dat het mij beter leek om een uur langer te slapen, want fit zijn is ook belangrijk, maar daar waren ze niet echt voor te vinden. “Er is daar zo weinig lucht dat ge toch niet veel slaapt, en al zeker niet goed.”
Ge kent het misschien wel: wakker worden met zoveel koppijn dat ge denkt te sterven als ge u rechtzet. De afdaling van de trap en de weg naar de ontbijttafel lijken gewoonweg onmogelijk. Ginder boven was het nog ietskes erger, en ik moest niet alleen den trap af naar de ontbijttafel, maar ik moest ook 1300 meter gaan klimmen. Ik was er op dat moment van overtuigd dat die koppijn van de vermoeidheid was, maar achteraf bezien zal de hoogte daar toch op zijn minst een stevig aandeel in hebben gehad. Goed, zagen en klagen helpt niet, ondanks geen honger toch maar een pistoleke gegeten en beginnen geven.
In de sneeuw, tegen een tempo dat de gemiddelde bomma met looprek doet neergaan van ´t lachen. En vermoeiend, dat heeft gene naam. Kuieren – “het verticale luieren” – zou een overstatement zijn, serieus. Dat leek in het begin dan ook gemakkelijker te zullen worden dan verwacht, maar na ocharmkes een half uur had de hoogte al stevig toegeslagen: ik was al stevig vermoeid en moest regelematig stoppen om bij te komen. Na een tweetal uur klimmen sprak den Ivo, de gids, de historische woorden“ga uw gang, de berg is van u” Ik heb de billetjes even frisse lucht gegeven en de berg getrakteerd op een verse portie Belgische chocolade. Frisse lucht, dat is van die lucht waar uw neus van zeer doet, dus deze boskak was een hele prestatie. Het was overigens boven de boomgrens, op 5200 meter. (ik heb dat nog expliciet gevraagd, hevig geëmotioneerd door dat memorabel moment) Nog honderd meter hoger, een uur later, kreeg de hoogte (*) mij zwaar te pakken. Mijn avondeten was er ineens op drie seconden terug uit. Ik dacht op dat moment dat de gids mij ging verplichten om terug te draaien, maar tot mijn verbazing voelde ik mij achteraf veel beter en liet hem mij verder klimmen. Mijn maag was beter, maar mijne kop stond op springen. Dat klimmen was op dat moment trouwens vrij letterlijk te nemen. Den ijspikkel werd al geregeld horizantaal gebruikt, niet meer verticaal, en dat was in geen enkel opzicht nog te vergelijken met eender welke “beklimming” die ik ooit al gedaan had. Extreem koud, afgronden, alleen nog sneeuw, bijna geen zuurstof, ... Ik moest mijn lijf bij elke afzonderlijke stap omhoogtrekken, mij tot het uiterste inspannend, extreem veel energie verbruikend. Nog honder meter hoger heb ik moeten besluiten om terug te draaien. Het was zottenwerk. 3:40 ´s nachts, 5400 meter. Ik was in een derde van de beklimming geraakt, ik had het daar heel moeilijk mee. Ik ben gewoon om alles gedaan te krijgen waar ik mijn zinnen op zet, omdat ik overal geweldig hard voor ga. Maar dat was op deze hoogte fysisch onmogelijk geworden. Ik was ziek en uitgeput en moest er rekening mee houden dat er nog een afdaling aankwam. En dan moet ge voor de veiligheid kiezen. Ik moest denken aan de laatste keer in Cajas. Toen was het een beslissing voor de veiligheid, voor de zekerheid, nu leek het echt een beslissing om te overleven.
Tijdens de afdeling ben ik ook echt bijna gestorven denk ik, dat ging volledig automatisch, geen kracht meer, geen goesting meer, alleen nog koppijn en extreme, belachelijk harde vermoeidheid. Om 5:30 zat ik in mijnen tram.
Om half elf de volgende morgen zijn we verder afgedaald naar de eerste berghut, om naar huis te vertrekken. Ik heb de hele namiddag in bed gelegen met extreme koppijn en ben ´s avonds om 9 uur gaan slapen.
Foto´s: beklimming (en vooral afdaling) van den Chimborazo, 6310 meter
http://picasaweb.google.co.uk/ecuador.februari/BeklimmingChimborazo
(*: hoogteziekte: veroorzaakt door het lage zuurstofgehalte op grote hoogte:
http://nl.wikipedia.org/wiki/Hoogteziekte)
“Chance op 5000 meter hoogte”
Ik heb met de gids wel goei klapkes gehad. Hij is professor toerisme (ofzoiet) een de universiteit van Riobamba. Ik ben uitgenodigd om daar twee dagen les te gaan geven over groepsdynamica, in de bergen, tijdens een beklimming. Ik word hier echt langs alle kanten met geluk naar mijne kop gesmeten, al vier maanden lang. En alsof dat nog niet genoeg is wilt hem mij in ruil betalen (dat zou mijn eerste, echte, professionele ervaring worden) of een tweede, gratis poging begeleiden om den Chimborazo te beklimmen. Met overnachting in een tentje in de helft, om het gemakkelijker te maken, op bijna 6000 meter hoogte, wie kan zeggen dat hem dat heeft meegemaakt. Ik weet echt niet wat kiezen, want dat is wederom een kans die niet velen gegeven is, in dit geval zelfs weinig mensen ter wereld. Van de andere kant is het mogelijk dat dat weer niet gaat lukken. Maar ik had heel weinig geslapen tijdens de vorige twee nachten, altijd al mijn zwak punt, en dat is iets waar ik een eventuele volgende keer rekening mee kan houden. Ik zou in ieder geval moeten gaan trainen ...
De top van de Chimborazo is het punt dat het verst van het centrum van de aarde verwijderd is, omdat de aarde ovaal is, breder aan de evenaar. In absolute termen is dat hoger dan de Everest, die gemeten is ten opzichte van de zeespiegel. Ik kan het dus moeilijk uit mijne kope zetten ...
Cumandá
Nen dag na de afdaling, dat is twee nachten slapen na de beklimming, gingen we carnaval vieren in Cumandá. Dat is een gemeente op de grens tussen de Andes en de kuststreek, wat dus meer zuurstof betekent en zeker goed voor mij zou zijn. Maar ik had de laatste nacht enorm slecht geslapen door de koppijn en was ernstig aan ´t overwegen om nie mee te gaan. Gelukkig had ik het besef dat ik beter extreme koppijn heb tijdens een onvergetelijke ervaring dan extreme koppijn in een Riobambeniaans bed.
Tijdens de heenrit heb ik bijna constant liggen afzien op de grens tussen slapen en vreselijke koppijn, dooreengeschud door de slechte, onverharde wegen tussen de subtropische bossen. De rit alleen was eigenlijk al de moeite waard, ge rijdt tussen kleine dorpkes, vol met bananen- ananas- en fruitsapwinkelkes. Prachtige beelden.
Tegen de middag komen we aan ter plaatse. Vier muren ondersteunen een ijzeren golfplaten dak. Alleen de voorgevel heeft ruiten, niet nodig in dit subtropisch klimaat. Binnenin worden de zes kamers van elkaar gescheiden door muren die niet tot het dak reiken. Drie slaapkamers hebben bedden zonder matrassen, er staan wat plastieken stoelen en er is één tafel, in de eet- en afwasplaats. De geur van vuur overheerst alles, de meeste kamers hangen vol rook, afkomstig van de keuken. Dat is een houten bijgebouwke, tegen het huis, waar een vrouw in een pot op een houtvuur aan ´t roeren is. Ik dacht dat we carnaval gingen vieren in een feestelijk dorpke, maar het bleek om een familiefeest in een boerengemeenschap te gaan, tussen de bananenplantages. Mijn eerste ervaring met echte, zware armoede. Die mensen hebben hopen grond en bananen, maar die geraken niet verkocht zonder de opkopers. Dolly bananen, ik heb den indruk dat ik daar ooit iets van opgevangen heb in België. Na twee tussenpersonen is elke banaan in Ecuador nog altijd maar vijf cent waard, ge moet niet vragen wat die mensen verdienen. (het is wel zo dat ze daar heel ´t jaar oogsten, bij gebrek aan seizoenen)
In heel dat huis(eke) was absoluut niks te vinden dat niet nodig was. Nergens hing er iets aan de muur, speelgoed was er niet te zien, maar op het enige kastje in de grote centrale kamer stond nen T.V. constant te spelen, en achter de deur ontdekte ik zowaar ne frigo.
Bloed en darmen
Ale, we maken kennis met heel de familie en na elkaar wat natgemaakt te hebben gaan we het varken wassen. Jawel, het varken, dat moest nog geslacht worden. Met een touw binden ze dat beest aan ne paal en ze steken dat met een mes in het hart. Ik vertelde nog hoe dat in België marcheert, met nen hamer achter de oren, ergens bedoeld als suggestie, maar niet verwachtend dat dat iets zou uitmaken. De kop moet in Ecuador heel blijven, dat is een soort trofee, symbool van het feest, de luxe die gepaard gaat met het slachten van een varken. In het hart is echter nogal eufemistisch, denk ik. Dat beest heeft zeker tien minuten afgezien, den Holguer heeft minstens vijf keren gestoken. En heel de familie maar toekijken en converseren over hoe lang het nog zou duren. Ik heb alles gevolgd, zonder uitzondering. Niet dat ik daar fier op ben, maar omdat ik veronderstel dat er mensen dat zich nu afvragen.
Nadat het beest zij rust gevonden had heb ik geholpen met de rest. Ik was daar uitgenodigd, dat is een kans die toeristen niet te beurt valt, dus ik heb mij gedragen als één van hun. Ik vond dat de beste manier, ik denk dat het slecht zou overkomen als ik alleen had gekeken. En ik vond het ook wel een chikke kans om dat allemaal te leren. We hebben het beest opgehangen met een touw en ik heb het – nogmaals – helpen wassen. Daarna hebben ze met een gasbrander het vel gebakken, dat vervolgens werd afgetrokken en opgegeten. Een beetje zoals de zwoerd van het spek bij ons. Hier is dat de grootste lekkernij, het plezantste moment van het feest. Dat werd op een tafel gezet, samen met yuca (iets gelijk patatten, maar dikke wortels in plaats van knollen), gefrituurde verde (iets gelijk bananen, maar groen en groter), een slaatje en aji: een pikant sauske. Allemaal gezellig met de handen uit dezelfde potten. Of rechtstreeks van het varken, dat moest ik natuurlijk ook eens kunnen doen.
Na die pauze gingen ze door met het varken af te werken. Dat proces op zich bleek zowat het feest te zijn, dat duurde de hele namiddag. Heel de familie hielp met het uitbenen, versnijden, in de pot smijten, darmen wassen voor de worst, koken, ... Ik herinner mij dat we dat vroeger bij moe Donk ook deden met de koe, dat is wel bijna 20 jaar geleden zeker? Dat was echt ferm om dat nog eens te kunnen meemaken.
Halverwege kwamen er nog andere gasten aan. Allemaal stokoud en allemaal strontzat. Dat hoort erbij hier, als het feest is steekt iedereen in de prak. Luid zingend kwamen ze aan, en direct moest iedereen meedrinken van hunne “pure”: zelfgemaakte alcohol van suikerriet, gegarandeerd meer dan 40 graden.
Zijn er vrije versies?
Tegen dat het donker werd sneden we de laatste lappen in stukskes en ging iedereen stilaan naar binnen, waar de eerste borden varkensvlees met rijst al uitgedeeld werden. Ongelooflijk lekker. Onder een dak van planken, op nen blok hout, naast het vuur het vlees eten dat ge juist samen geslacht hebt. De helft zal ervan gruwen, de andere helft zal verstaan dat dat iets ongelooflijk plezant is.
Intussen werd er al stevig gezongen. Den Holguer had een gitaar voorzien, om het carnavallied te spelen. Dat is een populair, traditioneel lied – zoiets als “kjeske mee lanteire”, maar dan veel beter – waar duizenden strofen op bestaan. De gemiddelde Leuvense sessie op “het zwartbruine bier” is er niks tegen. Die mannen hebben meer dan twee uur hetzelfde lied gezongen, altijd met nieuwe strofen en constant dikke sfeer.
(ik kon mij waarlijk amper houden om zelf een versie te verzinnen, maar ik heb dat toch maar gelaten, omdat alles wat die mannen zongen al bestond, en ik wist niet goed hoe dat zou overkomen)
Daarna verplaatste het feest zich naar binnen, waar alle stoelen en banken in een cirkel in de grote, centrale kamer gezet werden. Dat was een leeg betonnen kot met de functie van salon. Er werd nog efkes verder geramd op de gitaar, tot de ouwe zangers te zat waren om nog verstaanbaar te zingen of zich nieuwe versies te herinneren. Toen werd er muziek opgezet en zijn we beginnen dansen. Kort daarna is het poeder bovengehaald. Want in Cumandá smijten ze liever met vetzakkerij dan met water. Schuim, poeder, modder en verf, alles en iedereen moest eraan geloven, en intussen dansten we rustig verder, want er was toch geen ontkomen aan. Lijkt misschien voos, maar is beestig plezant. En intussen maar drinken, drinken, drinken, heel de nacht lang. Daar was conbtinu minstens twee man aan ´t rondgaan, ene met wijn en ene met pure. Ge moet dat aannemen om niet onbeleefd te zijn, en als de wijn juist gepasseerd is en ze komen af met pure dan hebde gewoon pech. Dansen is dus niet alleen plezant, ´t is ook nuttig om uzelf niet in de vernieling te drinken. Maar zelfs de dansers moeten er geregeld aan geloven.
Goed, tegen dat het volk na een lange nacht tot een zestal personen gereduceerd was hebben we, jawel, het carnavallied gezongen. Nóg een uur, opnieuw met nieuwe strofen, ongelooflijk. We hebben het tot vijf uur getrokken, toen zijn we in onze nest gekropen. Ge moet daarbij denken dat de gemiddelde studentenfuif in de grote steden hier tot drie uur ´s nachts duurt.
Voor de grootouders: alleen over den oorlog en de kou kan ik nog nie meeklappen, al de rest heb ik nu meegemaakt ...
Een wereldweide beweging van vrijwilligers
Dat was de omschrijving die den Holguer gaf toen hem één van de boeren uitlegde wat scouting is, en waarom hij mij op dat feest uitnodigde. Als ik zoiets hoor dan moet ik bekan schreeuwen bij de gedachte aan de pottekestampclub die ze er in België meestal van maken. Pijlentochten en verstopperke, een lege beweging. In zowat heel de wereld zijn de scouts “broers”, dat wordt letterlijk zo gezegd. Ik ben in Ecuador nog op geen enkele plaats niet ontvangen door scouts, en dat heb ik nog maar één keer zelf gezocht, de laatste keer. (en toen vroeg ik alleen info en kreeg ik onderdak voor vier dagen)
Voor alle duidelijkheid, ik dacht er al zo over voor ik naar hier kwam. Ik heb in de zomer ook vijf dagen met twee Chilenen het land afgetoerd en daar mijn bed voor afgestaan, bijvoorbeeld. Het is dus niet dat ik er hier eens goed van aan ´t profiteren ben zonder iets terug te willen doen.
Alcool
Het nationaal probleem van Ecuador. En van wel meer ontwikkelingslanden, denk ik. Die feestjes zijn ongelooflijk plesant, maar getuigen tegelijk ook wel van een schrijnende toestand. Het is vreselijk lollig om drie ouw steunen rond een gitaar te zien staan lallen, maar het is ook mensonwaardig. De morgen na het feest was den huisbaas alweer duchtig pure aan ´t hijsen. En wij moest meedrinken “om afscheid te nemen”. Op de terugweg, tijdens de morgen, kwamen we nog langs een houten hutje dat dienst deed als winkel. Aan een plastieken tafel zaten vijf jongeren wijn te kappen, daarnaast stonden, of beter hingen, drie andere venten wiskey te kappen. Allemaal volk dat de avond tevoren met ons op dat feest was. In die afgelegen dorpkes is echt helemaal niks te doen, dat zal er ook wel mee te maken hebben. Ik denk daar liever niet te hard over na, want ik zou daar zelf zot worden en niemand kan die mensen daarmee helpen. Ik sprak denk ik zelfs beter Spaans dan sommige van de oude mensen, omdat die nooit de kans hadden gehad om naar ´t middelbaar te gaan, en nooit contact hadden met ander volk dan de geburen.
En voor die mensen was dat geen enkel probleem dat ik daar wat tussen liep. Ik was voor velen waarschijnlijk den eerste niet-Ecuadoriaan die ze ooit zagen. En toch vroegen er velen helemaal niet wie ik was of van waar ik kwam, dat maakt allemaal nie uit. Als er vragen waren, dan stelden ze die in ´t begin liever aan den Holguer, een soort schroom denk ik. Maar zo gauw ze in de mot hadden dat ik Spaans sprak gedroegen die zich alsof ik daar al altijd had gewoond.
Foto´s: carnaval bij de familie in Cumandá
http://picasaweb.google.co.uk/ecuador.februari/CarnavalCumandNietVoorVegetariRs
Carnaval, de laatste keer nu
Op de terugreis naar Riobamba was mijne koppijn verwaarloosbaar licht geworden. Dat moet de pure geweest zijn, die mij der bovenop geholpen heeft. De mensen beweren hier dat ge van hune “pure” gene koppijn kunt krijgen, ... omdat het puur is. En na een hoeveelheid drank waar veel mensen nie goed van zouden zijn, en heel weinig slaap, genezen van de koppijn, da´s toch straf. (hoewel mijn maag daarentegen nie echt in orde was) Ik kon in den auto dus eindelijk ten volle genieten van ´t uitzicht. En van de carnval, want het was de laatsten dag en het was echt schitterend om dat vanuit nen auto te kunnen bezien. Overal staan kinderen, maar ook volwassenen, langs de kant van de weg, klaar om voorbijrijdende auto´s met water te bekogelen. Zelfs terwijl het regent staan ze met water te smijten. Het hoofddoel is in openstaande ruiten gooien, het was daar echt serieus warm en dus moesten wij constant de ruiten open en dicht draaien, het heeft soms heel weinig gescheeld. Regelmatig rijden er van die jeeps met laadbakken, of kleine camionnekes rond, de laadbak vol met mensen die met water smijten. En den Holguer had een bus schuim bij, om al rijdend mee te doen in die gekte. Op die landwegen vol putten rijden ze heel traag en er loopt regelmatig volk langs de kant van de weg. Zo gebeurde het dikwijls dat nietsvermoedende mensen een pak schuim in hun gezich gespoten kregen, of hun kleren vol. Dat maakt hier allemaal nie uit. In de stad heb ik ook twee keren mensen onbekenden zien bekogelen met water en bloem. Daar wordt eens goed mee gelachen, niemand is kwaad, iedereen is vrolijk. En die mannen met het bloem wachten dan op het volgende slachtoffer.
Ik heb het hier heel goed gehad met carnaval. Ge gaat volgend jaar thuis en in Leuven moeten oppassen begin februari, want het zal kriebelen denk ik.
En dan denkte da ge al de miserie wel gehad hebt met de vulkanen. Toch niet. Ik ben vier dagen aan ´t uitkijken geweest om den Tungurahua te zien uitbarsten. Eén of twee dagen voor mijn komst is die gestopt met as spuwen, der kwamen nog wel rookpluimen uit, maar der viel niks nemeer in de stad. Het hoogtepunt was een fotoke bij schemering van tussen de huizen van de stad, de laatsten avond.
Gisterenavond hoor ik op kot dat den Tungurahua terug vollembak bezig is. Op den avond dat ik daar vertrokken ben is hem terug begonnen.
De laatste foto´s uit Riobamba:
http://picasaweb.google.co.uk/ecuador.februari/Riobamba
Een welgemeende groet aan de maten en de familie in de Vlaanders, en een stevige middelvinger aan alle vulkanen.
vrijdag 8 februari 2008
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
1 opmerking:
Het mag je een heel grote troost wezen, hier hebben we de beelden van die uitbarsting op TV gezien.
Wonderlijk mooi !!!
Ja, Ecuador is niet alleen rozegeur en maneschijn. De armoede in de bergdorpen is er ook schrijnend.
We hebben eens een Plan-kind gehad tot haar 18de. Ze woont in Guayaquil en dat 'huisje' leek heel erg op hetgeen jij daar bij die boerengemeenschap mogen ervaren hebt.
Heel confronterend met hoe sommigen hier met hun rijkdom omgaan.
Een reactie posten