maandag 25 mei 2009

YMCA!

Over een scoutskamp met het district, over een zangfeest in vier stemmen met 150 zangers en over de verkiezing van het nieuw "praesidium", al is dat een erg inaccurate vertaling.


Vriendjeskamp

Den donderdagmorgen moest ik om 8 uur aan ’t scoutslokaal staan, we zouden op “Kompisläger” gaan. “Vriendjeskamp” Hoe kan ik nu mee zone naam nog ernstig overkomen als ik straks lovend over dat kamp ga spreken. Die Zweden ook altijd. Ik stond daar om kwart voor negen. Na het afvlammen van de wekker direct een dik half uur terug in slaap gevallen, al chance dat het niet langer was.
Na een goei wandeling tot aan ’t lokaal ben ik gelukkig bekwaam en ik kan nog zjust helpen met de laatste dings in te laden. Een half uurke met den auto brengt ons op de kampplaats. We waren met negen verkenners, twee jongverkenners en ene welp. Daar stond negen leiding tegenover, dus we hadden nie te klagen. Ons scoutsgroep blijkt in totaal een lid of 30 te hebben. Omdat vergaderingen altijd per tak zijn had ik namelijk nog nooit ander leden dan ons verkenners gezien. Maar “groep” dat is hier relatief, want volgens hun is hun groep 100 man groot, ze tellen daar nog nen hoop onactieve oude patten bij die op een of andere vreemde reden nog betrokken zijn maar in de praktijk niks doen. Maar dat moet ik nog eens tegoei uitvissen allemaal.
In alle geval, het was een districtskamp, vandaar de naam, met nog een tiental andere groepen van Lund en de dorpen in de buurt. Het was overigens het KFUK-KFUM-scoutsdistrict, want er bestaan hier eigenlijk vijf verschillende scoutsassociaties. (in België ook, trouwens) KFUK-KFUM: Kristliga Föreningen av Unga Kvinnor och Män: ”de christelijke vereniging van jonge vrouwen en mannen”. Jawel, houd uw armen klaar: ik zit bij de YMCA!
We slagen ons tentjes op en beginnen rond te hangen. Want dat blijkt een belangrijk onderdeel van een Zweeds kamp te zijn: rondhangen. Ze laten de leden erg zelfstandig, vooral de oudsten. Ze moeten hier wel zelf hun eten koken (al helpt de leiding al eens gemakkelijk) en dat zorgt er natuurlijk voor dat ge al rap wat tijd verdaan hebt en dus niet met activiteiten moet invullen. Die zelfstandigheid uit zich ook op andere frappante domeinen, zo hadden de welpen en jongverkenners een eigen hoekske afgebakend waarbinnen ze mochten oefenen met messen. Punten aan stokken snijden enzo, ge kent dat. Een soort zandbak, maar dan met messen.
Verder had ik er ook lang naar uitgekeken om te zien hoe ze hier hun constructies maken, want ze hebben geen eigen sjorhout, behalve dan een paar dikke stokken die ge amper balk kunt noemen die tegen den achterkant van ’t lokaal staan te rotten. Awel hier zien we weer nen invloed van ’t allemansrecht en de onuitputtelijke Zweedse natuur: die mannen trekken gewoon het bos in en gaan daar balken zoeken, of toch alles wat daar op trekt. Wel geen levende bomen, denk ik, veronderstel ik. Chik om te zien hoe die dat allemaal vanzelfsprekend vinden. Daar komt weinig uitleg van de leiding aan te pas, die mannen trokken zowat op eigen initiatief de bossen in, terwijl anderen aan de constructies begonnen. Zelfstandigheid jong, ongelooflijk. Zelfs de welpkes hielpen spontaan mee alles mee.
Tegen dat alle groepen geïnstalleerd waren en middag hadden gegeten was het tijd voor de opening van het kamp. Kort daarvoor lichtte de Johan, de groepsleider, ons in over het verdere verloop van ’t kamp en deelde ons lichtjes geërgerd mee dat niemand eraan gedacht had om een vlag mee te pakken. Gelukkig was er een of andere geflipten Belg aanwezig die een internationale scoutsvlag bijhad. “O da’s ferm, maar dan moet ge wel in 20 minuten voor ne vlaggemast kunnen zorgen.” Ik mag nie stoefen over hoe hem eruit zag, maar mee ne welpenleider en ne welp hebben we dat toch geflikt gekregen. (en hij is blijven staan) Voor den eerste keer was de kampvlag nie de Zweedse, maar de WOSM- (= internationale scouts-)vlag. En zodoende heb ik bij deze weer ne schonen, unieke souvenir. (ik vind dat waarlijk schitterend, probeert dat maar niet te verstaan) Ik mocht dan ineens ook met die welp die met de vlaggenmast geholpen had de vlag heisen en daarmee was het kamp dan officieel ingezet. Dat manneke was zo friejed als ne gieter en ik denk dat het bij mij nie vele minder was.


Heisen van de vlag tijdens de opening van het kamp. Dat manneke noemt Calle.

De namiddag was weer een schoon staaltje van weinig doen. Er was wel een soort spel om elkaar te leren kennen, iets waarbij ze met een balleke smeten en ge moest dat vangen. Als dat niet lukte moest ge gaan zitten en mocht ge blijkbaar niemeer meedoen. Ik heb nog nooit zo’n saai spel gezien. Ze speelden dat in twee groepen van ne man of 50 en elke groep had maar een balleke. Kunde u de interactie al voorstellen? Dat heeft uiteraard nie lang geduurd. Vervolgens ging iedereen weer naar zijn eigen kampterreineke om verder Zweeds te zijn en rond te hangen. Pas op dat is plezant rondhangen eh, want ge kunt dan wat prutsen aan de constructies, wat helpen koken, wat brandhout zoeken en kappen, de welpen in hun afgebakende kazerne wat helpen bij hun wapentraining en natuurlijk Zweeds klappen.
’s Avonds was ’t dan kampvuur. En ze zingen hier nog goed, dat was plezant. Helaas zijn ons mannen, de scouts van Drotten, nie zo’n zingers. We zijn er wel stilaan uitgeregend en na nen tijd is ’t serieus beginnen gieten, dat was echt enorm veel weken geleden. We hebben nog eens zonen echte miserienacht gehad. Echt serieus klote, maar toch zou ik er geld voor geven. In de gietende regen in de plassen staan greppelkes graven met veel te klein schupkes. En intussen seconden tellen, want als den donder te kort na den bliksem komt moete maken dat ge uit het water en het open veld zijt natuurlijk. Zeiknatte voeten, evenals alles wat minder dan 10 centimeter van de uiteinden van uwe regenjas verwijderd is. (behalve rond mijne nek, dankzij mijne scoutshoed, jonge dat is gerief se) De pijpen van mijn boxershort waren zelfs doorweekt, van het krom te moeten staan graven met zo’n ranzig commandoschuppeke.
Intussen zit er dan ander volk in de tenten te panikeren en te hopen dat wij rap genoeg klaar zijn met ons grachten. We lagen beneden aan een heel flauw hellend terrein, waardoor we alle water van heel ’t veld over ons kampplaatske kregen. (locatie opgelegd door de organisatie) De leiding van de groep neffe ons had dat al rap in de mot en die hebben ons dan ook goed geholpen. Toch altijd serieus kikken om uw afwateringssysteem na aan intensief uur werken te zien marcheren. Bangelijk. We hebben ook ne geïmproviseerde shelter gezet met een groot stuk zeil en daar een vureke onder gestookt. ’t Is op zo’n momenten da ge mekaar leert kennen.


Ons kanaaltjes na een pisbuike in de namiddag, met het plakkaat van Drotten en de botten van de Johan.

Na nog wat onderhoudswerk aan de kanalekes en veel afwachten kruipen we dan rond een uur of twee toch in onzen tram, die gelukkig nog droog is. Intussen regent het nog stilaan voort, maar het ergste is door. De volgenden dag was ’t wisselvallig weer, maar geen miserie nemeer. In het niksdoen van de voormiddag (de jongste drie leden hadden denk ik wel een soort spel want die heb ik nie gezien) heb ik mijn schoenen gedroogd aan ’t vuur en mijn broek en trui aan een waslijn gehangen. Ik ben nogal nen optimist en ik had geen reservebroek of -trui bij, ’t was toch maar voor twee dagen en ’t was prachtig weer.
Ik heb daar nen dag in scoutsuniform en hawaizwembroekske (zie foto verslag tandemrace) rondgelopen, nog wel lollig. In de namiddag zijn we een verkennende wandeling gaan doen. De leiding plant hier echt niks, ongelooflijk. De jongste takken waren verdacht veel bezig met cubs (dat Zweeds stokkensmijtspel waar ik het als eens kort over gehad heb in het zojuist vernoemde verslag).


Ura Kaipa

’s Avonds was het dan tijd voor “Ura Kaipa”. Dat blijkt een sprookskesfiguur te zijn die iets met bijlen heeft. Wat precies dat weet ik ook niet want dat is hier allemaal in ’t Zweeds. Daar draaide eigenlijk heel het kamp om. Een enorm prestigieuze wedstrijd in scouts- en andere technieken tussen alle verkennergroepen van ’t district, ’s nachts. De winnaar krijgt een bijl mee naar huis dat al sinds 1929 dienst doet, zo oud is die traditie al, prachtig. Ik zag er al serieus naar uit om mee ons mannen mee te gaan, maar in de namiddag kregen we dan te horen dat de leiding niemeer mee den eigen troep mag meegaan, omdat er vorige jaren leiders waren die alles zelf deden om dat bijl te winnen en dan tien onnozel verkennerkes achter hun gat hadden lopen niksen. Lichte teleurstelling bij ons, veel bij de leden. Maar ze zochten nog vrijwilligers om mee te gaan met andere troepen, als begeleider, in de veronderstelling da ge dan nie zou helpen. Ikke daar met de Johan en Sara, hoofdleider en kapoenenleidster, op af. Amai die organisatie trok op nie veel. Ik wist totaal nie wa’k moest doen en er was niemand die het mij kon vertellen, hoewel iedereen deed alsof hem het wel allemaal snapte. Er was een soort handleiding bij, want ge moest eigenlijk heel het spel zowat regelen omdat er geen bemanning was op de posten, maar zelfs ik had al rap in de mot dat die op nie veel trok. Na een laatste vergadering met alle begeleiders van groepkes was het dan toch min of meer duidelijk. Ikke met “Tornugglan”, den Torenvalk, op pad. Mannen uit een dorpke in de buurt van Lund, al lang geen gedacht nemeer hoe dat heette. Ze moesten posten vinden die aangeduid waren op de kaart. Bij elke post moesten ze dan een opdracht doen en kregen ze een aanwijzing voor een codewoord, waarna ze ene keer mochten raden wat dat was. Intussen moest ge ook nog oppassen voor onnozelaars die onderweg den begeleider kwamen “vernietigen” met hun dodende laserstralen. Als ze met hun pillicht op mij schenen moest heel ons groep terug naar ’t kamp voor we verder mochten. Vier posten (van de 10) en twee terugsturingen later hadden mijn mannen in de mot dat het codewoord “geel” was en kregen ze als eerste groep de geheime locatie op de kaart te zien. Daar moesten ze nog een laatste opdracht doen: met een laserlampke door een doorboord houtblokske schijnen om zo in de verte het volgende houtblokske te vinden. Na een paar van die blokskes vonden ze dan op ’t einde de clue die ze nodig hadden om het volgende azimut te vinden.
Als ze daar konden geraken zonder gepakt te worden door de “elementors”, de vernietigers, konden ze daar een vuur aansteken dat ikweetniewiezjust gunstig stemde, die dan het bijl zou brengen. Die mannen hebben daar ongelooflijk sluip- en oriëntatiewerk gepresteerd, met tien man recht door de dichte bossen in plaats van over de weg en in de pikkendonker. Mijn groep heeft dat spel daar gewonnen, ik was voor den tweede keer zo zot als de mannen zelf.
De volgenden dag diende hoofdzakelijk om af te breken en af te sluiten, met een plechtige prijsuitreiking en zoals dat dan moet in alle landen behalve België met een badgeke voor op ’t uniform, om te stoefen dat ge derbij waart. (en toch hebben ze nergens zo’n lelijke, van badgekes vergeven plakboek”uniformen” als in België)


In de rij voor de afwas

Kultuurschokken

(ge moet dat woord vantijd eens gebruiken als ge op erasmus zijt want de mensen kikken daar op) De “leiderverzorgers” waren zowat het strafste, en ‘t plezantste. Heel het kamp reden er regelmatig twee of drie kwieten in ne gelen overal met een karreke rond om de leiding te gaan verwennen. Zo brachten ze ne keer een gebakske, kwamen ze den afwas van de leiders doen (iedereen doet hier zijnen eigen afwas), kwamen ze snoepkes brengen, … Heel lollig, en dat allemaal onder de neus van de leden, die niks krijgen en dat doodnormaal vinden. In Vlaanderen zou dat een drama zijn. (en ik zou dat ook niet willen)
Verder was ’t ook lollig om te zien dat ge hier alles drie keren moet afwassen. Eerst in warm water met zeep voor ’t grof vuil, dan in warm water met zeep voor het eigenlijke wassen en tenslotte in koud water zonder zeep om af te spoelen, maar ook dat laatste moet met nen borstel gebeuren. Sponskes dat gebruiken ze hier bijna niet, alleen van die onhandige afwasborstels. Ik heb het ooit in Noorwegen erger geweten: vier opeenvolgende baddekes. Die Scandinaviërs, daar is toch een collectieve vijs uit denk ik. Wij hebben als jongverkenners meermaals ons gamellen in de regen laten staan om daar de volgenden dag terug uit te eten. De gemiddelde Zweed zou daar direct alle soorten allergieën van krijgen.
Nog zoiets trouwens, het lijkt er sterk op dat er in Zweden extreem vele meer allergieën rondlopen dan in Vlaanderen. Ik ben der nog nie helemaal uit dat dat komt omdat ze daar hier vele meer aandacht aan besteden dan bij ons (en dat ze dus gewoon harder opvallen) of omdat er gewoon vele meer zijn, maar het valt enorm hard op, alle uitwisselingsstudenten zijn het daar over eens.
Alcool, tenslotte, heb ik op heel dat kamp nie gezien. En nie gemist ook nie. Echt ferm, ook volledig zonder ellentrik en stromend water enzo. (behalve dan een hoeveke iets verderop om te gaan kakken) Zo is me ook opgevallen dat ze hier nog veel lantaarns gebruiken, terwijl ge dat bij ons nog amper ziet. Ik heb heel dat weekend geen een pillicht gezien.

Ale, moet ik het nog zeggen, het was een zalig kamp. Da’s echt straf, ’t is zjust gelijk in Ecuador. Ik kom nergens anders zoveel interessante cultuurverschillen tegen dan op kamp met de scouts. Ik vind dat echt schoon en waardevolle ervaringen.


Ge zijt erbijijijij, ge zijt erbijijijij ...

Ik heb ook ne grote stap gezet met de leden. Of eigenlijk andersom. Ik begin zowat aanvaard te worden. Daar bedoel ik mee dat ze mij normaal beginnen vinden in de groep, dat ze mij echt mee willen als leider en mijn gezelschap plezant vinden. Dat doe deugd want ik ben hier echt nen andere mens. Heel stil, aangezien ik nie mee kan volgen in de gesprekken en geen Engels wil klappen. Dat “inburgeren” zal dus waarschijnlijk ook wel wat samenhangen met een verbeterd taalniveau, al ben ik nog constant gefrustreerd over hoe weinig ik eigenlijk versta en kan zeggen.



De leiderverzorgers met hun afwaskarreke



Aan 't koken. Op mijnen hoed staat mijn Zweedse vermomming, gekregen van mijn leden en volgens de Johan waarschijnlijk de enige Zweedse vlag op heel het kamp.



Ein prosit!

De zondagnamiddag waren we terug en hebben we alle materiaal gekuist en de tenten uiteengehangen in ’t lokaal. Ik had amper tijd om me klaar te maken voor de sittning, want die zou om 7 uur beginnen. Het noemde “het grote korenfeest” (stora körfesten), er waren zeven koren uit Lund aanwezig, goed voor een dikke 150 man, geloof ik. Het trekt verdacht hard op de beelden die ge vantijd van Duitse bierfeesten ziet. Allemaal aan lange rijen tafels, gevuld met drank en lekker eten, constant zingen, ook van die walskes waarbij iedereen als ouw bomma’s inhaakt en meewiegt natuurlijk, fantastisch. En dat met allemaal zangers en alles in vier stemmen. Iedereen was ook verkleed, en daar gaan de Zweden nogal is gemakelijk ver in, dus op da gebied zit ik hier ook geweldig op mijn plaats. Alleen is dat als erasmusser, met maar ene rugzak kleren, een pak moeilijker dan thuis. Zeker als het thema dan nog eens is opgelegd. Het algemeen thema was “Teknade serier”, wat zowel strip als tekenfilm kan betekenen. Elk koor had dan zijn opgelegde strip of tekenfilm. Vooral Aladdin en The Simpsons waren als koor zalig goed verkleed. Ik kon kiezen tussen Batman (FN-koor, van alle nations) of Asterix (Gudrunkoor, dat van Wermlands). Ik heb dan mijn Belgische pots opgezet en daar gigantische horens voor uitgesneden uit karton. Als ge nie veel gerief hebt moete overdrijven, da werkt ook. Ik heb dat spel na tien minuten aan tafel moeten afzetten want mijn geburen kregen dat constant in hun gezicht, en mijnen achterbuur als ik alles 90 graden draaide. Maar het was lollig dus het doel was bereikt. Ook hier weer een willekeurige “tafelpartner”verdeling, om u te verplichten ander volk te leren kennen.
Elk koor moest ook een optredenke geven, zowel FN als Gudrun hadden niks voorbereid, dus zijn we met beide koren nog iets gaan verzinnen tijdens de sittning zelf, telkens geslaagd. Met FN waren we maar met zeven van de ongeveer 50 man(nen) aanwezig, en alleen maar bassen, dus dat gaf bijzonder weinig opties. We hebben een stuk van een statig, laag, Zweeds volkslied over Ijsland gezongen, gevolgd door Ein prosit. Met Gudruns hebben we het Gaudeamus gezongen, Latijn was toch een beetje in thema.
Na de sittning (dat wilt zeggen vanaf een uur of tien-elf) nog een heel dik feestje met veel discoplaten. Als ge verkleed zijt doede al gemakkelijk eens wa zotter eh. ’t Is toch weer vijf uur geworden, want we hebben nog wat helpen opkuisen enzo. (onder “enzo” valt ne goeie, stevige Zweedse korte voor de werkers, uiteraard bij een vrolijk drinklied en een erg interessant gesprek met een schoon Zweedse deerne, maar geen van allen is het waard om verder over uit te weiden, want bij deze is ongeveer alles gezegd) Mee ene van ons koor nog een half uur naar huis gewandeld en dan bij Wermlands nog de laatste overblijvers van een of ander nafeestje na de zaterdagse club tegengekomen, altijd prijs en een goei klapke met die mannen.


Nu kan u zich inbeelden waarom mijn buren aan tafel niet content waren met mijn kostuum.


Het praesidium

In ’t vorig verslag ben ik nog vergeten te vertellen over de verkiezing van het nieuw praesidium. Die komen hier niet op als ploeg, maar stellen zich individueel voor in de kelder, waarna alle aanwezigen stemmen. Meestal gewoon goedkeuren, maar soms zijn er meerdere kandidaten voor hetzelfde postje en dan volgt er een formelere procedure: elke kandidaat mag zichzelf aanprijzen, terwijl den andere efkes buiten is, waarna de aanwezigen vragen mogen stellen. Tenslotte bepaald een geheime stemming de winnaar, waarna dat besluit weer openlijk met bekrachtigd worden. Lollig, want dat moet hier altijd op slag van den hamer, dat is blijkbaar standaard op elke Zweedse vergadering. “De winnaar van de stemming is N.N. Kunnen we dat goedkeuren?” (een collectief “Ja!” uit de zaal) [klop met den hamer] “Iemand tegen?” (een collectief “Nee!” uit de zaal) [klop met den hamer] “Dan verklaar ik N.N. tot X van Vermlands Nation voor de termijn bepaald aan het begin van de vergadering.” [Klop met den hamer] (applaus van de zaal)
Ge moest bij aankomst uw studentenkaart laten zien (waar op staat van welke nation ge lid zijt) en uwe pas. Als ge een van de twee niet bij had mocht ge terug vertrekken, zelfs al zijt ge de voorzitter van heel dat spel, ge komt er nie in zonder kaart en pas. Op ’t einde van den avond was er dan een gratis maaltijd voor de aanwezigen.
Omdat ik dikwijls meer dan de helft niet verstond van wat daar allemaal gezegd werd en gewoonlijk ook maar half wist wat het belang van die functies was heb ik altijd gestemd op de partij waar ik al zes jaar op stem, namelijk blanco. Maar ’t was weer ferm om dat allemaal eens te kunnen zien.


En dan sluit ik nu af met een welgemeend verbaal en gesticulerend YMCA voor u allen.


Tot de volgende!


Uw sociocultureel antropoloog ter plaatse

Geen opmerkingen: